
In de verhouding gemeente vs oudsten is het belangrijk om eerst eens te kijken wat het Griekse grondwoord nu werkelijk betekent. Wat wordt of wie worden er nu precies aangeduid met het begrip ‘oudsten’. Hoe de gemeente destijds begreep en de term ‘oudsten’ verstond.
Het woord dat staat voor het instituut, een raad van oudsten, wordt alleen gebruikt in Luk.22:66, Hand.22:5 en voor ons van belang 1Tim.4:14.
In dit laatste vers is overigens meer sprake van een gezamenlijk optreden dan van een aanwijsbaar instituut, vgl. Jak.5:14 waar weer gewoon voor die zelfde handeling over de oudsten wordt gesproken en niet het woord voor raad van oudsten wordt gebruikt.
En ook de beschreven handeling (handoplegging) vindt niet plaats op gezag van de oudsten maar op dat van een bediening.
Het sterkste bewijs daarvan is dat Paulus 1Tim.5:20 schrijft aan Timotheüs, de tijdelijk daar geplaatste evangelist, en niet aan de eerder genoemde oudsten van Efeze.
Hier zie je dat van de invulling van het ambt, zoals dat tegenwoordig gebruikelijk is, (nog) geen sprake is.
Je kunt twee dingen zeggen: er is duidelijk nog sprake van een opbouw fase waar de gemeente-inrichting nog in wording is, maar het moet ons aan de andere kant ook terughoudend maken in de positionering van oudsten.
Vandaag echter geldt eerder het tegenovergestelde.
Wanneer iemand komt prediken en van daaruit woorden ontvangt voor de gemeente, of iemand wordt van buiten gevraagd bij problemen dan zie je dat het gezag door iedereen onmiddellijk bij de plaatselijke oudsten wordt gelegd.
Dat was bij Timotheüs, Titus, Paulus en de apostelen en oudsten te Jeruzalem niet het geval.
Die hadden meer gezag dan de plaatselijke oudsten.
Er was dan ook sprake van een opbouw fase, jonge gemeenten, pas bekeerden.
1Pet.5:1 leert ons dat het niet zozeer om een oudstenraad gaat, die lijnen uitzet, beleid bepaalt, beslissingen neemt, maar dat de oudere mannen hier door Petrus worden aangespoord de kudde te dienen met hun dienstbaarheid en wijsheid als goede voorbeelden..
In 1Kor.16:16 en Hebr.13:17 wordt de lezer opgeroepen zich te onderwerpen en leiding te aanvaarden. Van wie? Van oudsten? Nee, van degenen die hen voorgaan in geloof en goede werken; zij die zich voor het evangelie inspannen.
Op een andere plaats zegt Paulus: volg hun voorbeeld na.
Het zijn allemaal geen teksten waar een gezagsrelatie uit af te leiden valt tussen een instituut van oudsten en de gemeenteleden.
Toch leren we duidelijk uit de Bijbel dat in elke gemeente oudsten moeten worden aangesteld.
Hun gezag ontleenden zij echter niet op basis van het feit dat zij behoorden tot een raad of instituut, maar op basis van het feit dat zij ouderen vol van de Geest waren en zich belasten met onderwijs en prediking.
Zij waken over de zielen door die zuivere prediking en door die zuivere prediking hebben zij gezag, Hebr.13:7+17. Ook hier geldt weer dat we teksten in hun verband moeten lezen. Als we alleen vers 17 nemen, dan staat er: gehoorzaamt u voorgangers en onderwerpt u aan hen. Als dat letterlijk de betekenis zou zijn, dan staat dat in schril contrast met de oproep elkaar te dienen door de liefde. Echter het verband laat zien dat de gehoorzaamheid gevraagd wordt aan het door hen gepredikte Woord van God en dat hun wandel en geloof navolging vraagt.
Maar vaak wordt deze tekst ernstig misbruikt om beslissingsbevoegdheid en gezag te claimen op basis van het feit dat men oudste is in institutionele zin. Terwijl er zelfs bijstaat dat zij die ons voorgaan daar ook rekenschap van dienen af te leggen.
Terwijl we in de Bijbel zien dat gezag herkend en dan ook erkend wordt (een plaats gegeven wordt), op basis van het vol zijn van de Heilige Geest, de bediening die iemand had, zijn leeftijd en ervaring in het geloof en zijn voorbeeldgedrag!
Deze oudere mannen gaan daarmee de gemeente voor en rusten toe tot dienstbetoon door middel van hun door God gegeven bediening tot opbouw van het Lichaam van Christus.
Met als doel dat het Lichaam volwassen geworden, niet heen en weer wordt geslingerd door allerlei wind van leer.
Zij dienen door hun bediening (wijsheid en onderwijs) de gemeente sterk te maken zodat de gemeente in liefde zich aan de waarheid houdt en groeit naar haar Hoofd.