5.3.2 Opzieners

Het Griekse zelfstandig naamwoord episkopos is in vrijwel alle gevallen vertaald met opzieners, en eenmaal met hoeder1.

Opzieners

Het werkwoord episkeptomai is echter het beste te omschrijven als: letten op, zorg dragen voor, omzien naar.

En in alle gevallen is dit werkwoord dan ook vertaald met ‘omzien naar’.2

Het is opmerkelijk dat het zelfstandig naamwoord vertaald wordt met opziener.

Was de vertaling ‘omziener’ niet veel mooier geweest. Waarbij het begrip direct een andere betekenis had gekregen. Een betekenis die veel dichter komt bij het weiden waarvoor de opzieners zijn aangesteld?

De Bijbel spreekt namelijk over omzien naar de kudde en dat is gelijk aan het waken over de zielen.

Dat vereist een pastorale instelling. Een innerlijke houding die weinig te maken heeft met een status van het opzicht hebben. Of van iemand die bevoegd zou zijn eindbeslissingen te nemen.3

Bij Titus zien we al meer duidelijk net als in Hand.20 dat er geen verschil zit tussen “oudsten” of “opzieners”. (Vgl. Titus 1 vers 5 en 7.)

Wat van opzieners gezegd wordt (eisen en taken), geldt ook oudsten.

Naar de volgende pagina waar we naar het begrip voorganger gaan kijken.


Noten:

  1. Hand.20:28 Ziet dan toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de Heilige Geest u tot opzieners gesteld heeft,
    om de gemeente Gods te weiden, die Hij Zich door het bloed van zijn Eigene verworven heeft.
    Fil.1:1 aan al de heiligen in Christus Jezus, die te Filippi zijn, tezamen met hun opzieners en diakenen.
    1 Tim.3:2 Een opziener dan moet ……. bekwaam om te onderwijzen.
    Tit.1:7 Want een opziener moet onberispelijk zijn als een beheerder van het huis Gods,
    1Pet.2:25 hebt gij u bekeerd tot de herder en hoeder van uw zielen. ↩︎
  2. Mat.25:36,43 … hebt Mij gekleed, ziek en gij hebt mij bezocht;
    Luk.1:68 want Hij heeft omgezien naar zijn volk;
    Luk.1:78 de Opgang uit de hoogte naar ons zal omzien;
    Luk.7:16 God heeft naar zijn volk omgezien;
    Hand.6:3 ziet dan uit naar zeven mannen;
    Hand.7:23 om naar zijn broeders om te zien;
    Hand.15:14 erop bedacht geweest is een volk te vergaderen;
    Hand.15:36 en omzien naar onze broeders hoe het hun gaat;
    Hebr.2:6 wat is de mens … dat Gij naar hem omziet.
    Hebr.12:15 ziet daarbij toe dat gij niet;
    Jak.1:27 omzien naar wezen en weduwen;
    1Pet.5:2 (is niet vertaald): hoedt de kudde Gods zie naar hen om.
    Een andere afleiding episkopee betekent: het omzien naar en komt voor in de volgende teksten:
    Luk.19:44 niet opgemerkt de tijd dat God naar u omzag;
    Hand.1:20 een ander neme het opzicht
    1 Tim.3:1 indien iemand staat naar het opzienersambt, dan begeert hij een voortreffelijke taak;
    1Pet.2:12 ten dage der bezoeking(van het omzien, zie vs.25 : Hoeder). ↩︎
  3. In het OT had het die lading wel. Het waren de ambtslieden die het opzicht hadden over een goede uitoefening van het werk. Opzichters dus. ↩︎

Plaats een reactie

Inhoudsopgave