5.1.2. De Bijbelse maat

Als gemeente willen wij de waarden en normen van Bijbel als fundament; de Bijbelse maat!

De vraag is echter of deze Bijbelse normen en waarden onderhevig  zijn aan het natuurlijk proces van de groepsdynamica. Of zegt de Bijbel ook hoe daarmee om te gaan in de gemeenschap van de gemeente.

En om hier maar vast een voorschot op te nemen, de Bijbel vraagt een geheel andere wijze van omgaan met elkaar dan wij van nature geneigd zijn. In plaats van groepsdwang tot conformiteit en excommunicatie bij afwijking en een regeerstructuur, vraagt de Bijbel:

  • acceptatie van en respect voor de veelkleurigheid van de gemeente, Ef.3:10-11;
  • ruimte geven aan en gebruikmaking van de totaal uiteenlopende gaven, 1Kor.12-14, Rom.12:1-8, Ef.4:1-16;
  • de ander uitnemender achten in zijn anders zijn, de ander voorrang geven, een gunnende houding, gulheid in je oordeel over de ander, Gal.5:22, Fil.2:3;
  • ongeveinsde liefde, Rom.12:9;
  • een elkaar dienen door de liefde, Gal.5:13; Op.2:19; Ef.4:12;
  • bij overtreding iemand terecht brengen in een geest van zachtmoedigheid, en de ander helpen bij het dragen van die last van overtreding, Gal.6:1-2.1
Veelkleurigheid

Hoe groter de druk naar conformiteit, hoe meer dit op gespannen voet komt te staan met de veelkleurige inrichting van de gemeente.

Als een groep zich dat niet bewust is, ontstaat een proces contrair aan de door God gewenste inrichting van verscheidenheid en veelkleurigheid van een organisme.

Terwijl deze veelkleurigheid nu juist door God zelf gecreëerd wordt en gewenst is om zijn wijsheid te laten zien.

Lichaam

In 1 Korinte 12 wordt de gemeente als lichaam  beschreven.

Prachtig wordt geschilderd hoe elk orgaan zijn functie heeft. Dat geen enkel orgaan tegen een ander orgaan kan zeggen, ik heb jou niet nodig of je moet het op mijn manier doen.

Ik heb de rol van het hart dus ik bepaal voor het hele Lichaam de spelregel. Ik kijk of de rest van het lichaam zijn werk wel goed doet.

  • Ik ben de voeten dus ik bepaal de richting,
  • Ik ben de handen dus ik bepaal wat we gaan beetpakken,
  • Ik ben de nieren dus ik bepaal de zuivering,
  • Ik ben de maag, dus ik bepaal het voedsel,
  • Ik ben de mond dus ik bepaal wat er gezegd wordt,
  • Ik ben de neus dus ik bepaal wat zuiver ruikt.

Zo is het in het Lichaam van Christus niet.

Onderscheiden gaven

En ja, . . . .  ieder heeft zijn onderscheiden gaven, door de Geest naar zijn wil uitgedeeld aan elk lid afzonderlijk. De organen dienen met hun specifieke kwaliteit en functie het lichaam. Ze zijn met bloedvaten met elkaar en het geheel verbonden. Gaat een orgaan een eigen leven leiden en bijvoorbeeld woekeren (overheersen/bepalen), dan wordt het lichaam ziek.

Er zijn leden met woorden van kennis, een ander heeft woorden met wijsheid. Anderen hebben de gave van het geloof of van genezing, door weer een ander werken krachten. Er is profetie en tongen, uitlegging daarvan en onderscheid van geesten.

Er zijn apostelen, leraars en profeten, herders en evangelisten. Maar ook vertroosters en aanmoedigers, gevers en uitdelers, vooropgaanders in zorg en beschermen, barmhartigen en ontfermers.

Gemeenschap

Maar elke gave is gegeven om tot welzijn van de ander te zijn, (1Kor.12:7).

Met onze gaven mogen we de ander dienen, niet onszelf behagen; denk aan de Korinthiërs. Zij beroemden zich op hun persoonlijke gaven.

Het is een samenspel, waarbij alles door allen wordt getoetst; denk aan Berea. Zij onderzocht of het gepredikte woord van de apostelen ook overeenkwam met de wet en de profeten.

In die zin zijn er dus geen voor elk orgaan universeel en algemeen geldende richtlijnen.2

De richtlijnen komen van het Hoofd die naar Zijn wil richtlijnen heeft voor elk orgaan afzonderlijk.

Als het Hoofd aan het hart de richtlijn geeft te pompen dan geldt dat alleen voor het hart, gelukkig.

Maar als het hart dan op zijn beurt tegen alle organen begint te zeggen: we moeten pompen, dan gaat het niet goed.

De opdracht van Jezus als Hoofd van zijn lichaam is dat zij elkaar liefhebben en één zijn.

Dat zijn dus doelen; doelen die de organen gemeenschappelijk hebben.

Maar wel doelen die tegelijk ook het proces zijn. Het daarmee bezig zijn is een continuüm. Het proces van gemeenschap hebben is het doel op zich.

Bijbels geformuleerd: een volharden bij de gemeenschap.

De vraag is:

Wat verstaat Christus onder die door Hem gewenste eenheid?

Wat bedoelt Hij daarmee als Hij tegelijk zo’n verscheidenheid geeft en wenst?

Naar de volgende pagina waar we naar de werking van de gemeente, het lichaam gaan kijken.


Noten:
  1. De studiebijbel zegt hier het volgende over: 
    “Het is vrij eenvoudig om zo iemand, wiens schuld (Gal.5:19, hoererij, echtbreuk, onreinheid, losbandigheid) overduidelijk is, in het openbaar te schande te maken en terecht te wijzen.
    Maar dat is niet de manier waarop we in de gemeente met elkaar dienen om te gaan, houdt Paulus zijn broeders voor.
    Bij de bescheiden levenshouding van het vorige vers (5:26) past een in liefde “terecht helpen” (in orde maken, toerusten, zorgen dat iemand weer volkomen wordt).
    Het gaat er om dat de broeder of zuster weer in het spoor van de Geest komt en niet dat iemand in zijn zonde getekend wordt.
    Zachtmoedigheid bepaalt het leven van hen die door de geest leven. Die houding is overigens de enig mogelijke voor iemand die beseft zelf alleen door genade te kunnen leven en zelf ook de verzoeking kent, het toegeven aan het vlees, aan eigen geldingsdrang.”
    Dat is dus veeleer een naast elkaar gaan staan, een pastorale en herderlijke houding dan een vermanende en excommunicerende opstelling. (Een stok en een staf die vertroosten zegt David in plaats van afwijzen en pijn doen.) ↩︎
  2. Er zijn zeker algemene en voor iedereen geldende regels. Denk bijv. aan Mat.7:1-6, Luk.17:3-4 en de boven reeds aangehaalde teksten. ↩︎

Plaats een reactie

Inhoudsopgave