Je bent hier: Home » de gemeente » 5.1 Gemeente en leiderschap »
Onder titel “de menselijke maat” gaan we naar drie zaken kijken:
5.1.1.1 De drie aansturende factoren: groepsnormen, conformiteit en groepscohesie


In een groep mensen is de neiging om regels te stellen, conformiteit te vragen om daardoor cohesie te bewerkstelligen.
Een van de krachtigste stimulatoren daartoe is de behoefte van een mens, en zeker van een groep mensen, aan duidelijkheid, duidelijkheid op alle gebieden.
Bereikt een groep een eigen stijl, als gemeente een signatuur, dan komt er rust en balans.
Conformiteit is de belangrijkste factor van de drie tot het aanzetten van groepsprocessen.
Conformiteit is de gelijkvormigheid van de groep; het individu past zich aan de groep aan.
Het bijzondere is dat elke groep behoefte heeft aan die conformiteit.
Daarvoor zal altijd pressie op het individu ontstaan bij afwijkend gedrag.
Groepen ontwikkelen normen over hoe men met een taak en met elkaar dient om te gaan.
In een gemeente is het niet anders.
Vaak is het proces daar nog sterker omdat waarden en normen daar niet alleen ongeschreven regels zijn, maar ook levensovertuigingen raken, ontleend aan de Bijbel.
Een lid kan daar niet zomaar van afwijken, omdat de groep conformiteit gaat af dwingen.
De mate van (de gevoelde) pressie is afhankelijk van de groepscohesie: de mate waarin de groep aantrekkelijk is voor het individuele lid.
Omdat lid zijn van een gemeente te maken heeft met identiteit en de levensovertuiging, dingen waarom het gaat in het leven van het individu, zal een lid zich daar niet zomaar aan onttrekken en is de grip groot die de groep op het individu heeft.
Naleving van de groepsregels wordt automatisch van elk deelnemend lid verwacht.
Het duidelijkst komen deze groepsnormen naar voren wanneer ervan wordt afgeweken.
De groep begint dan onmiddellijk te ageren: “Dat doen wij nooit zo!” en “Dat mag niet”.
Terwijl niemand duidelijk kan aangeven van wie dat niet mag en waarom het altijd zo gaat.
In een gemeente soms met een vaag beroep op, op het gehoor af geciteerde Bijbelteksten.
Groepsnormen hebben te maken met langs welke procedures dingen gaan, de manier waarop dingen worden gedaan, met gedrag, houding en spreken.
Dat kan zover gaan dat naar de persoonlijke leefstijl wordt gekeken en maar al te vaak wordt daarin ingebroken.
En is die persoonlijke leefstijl van het individu niet in overeenstemming met de groepsnorm dan wordt deze, nadat grote druk naar conformiteit is uitgeoefend, geheel of ten dele geëxcommuniceerd.
In een gemeente mag niet meer deelgenomen worden aan het avondmaal, ambten staan niet meer open en taken mogen niet meer worden vervuld.
Zelfs een bediening mag niet geuit worden.
Men mag niet meer volwaardig meedoen of wordt zelfs volledig buitengesloten.
5.1.1.2 Nog twee factoren: Een leider en een doel

Nu zijn er nog twee factoren die in een groep een grote rol spelen.
Bij het ontbreken daarvan ontstaat er onzekerheid.
Onzekerheid is het laatste wat een groep wil.
Er is altijd behoefte aan duidelijke leiding en aan een duidelijk goed omschreven doel.
– Laat iemand ons zeggen waar we naar toe gaan. –
Ook door die behoefte kan in een gemeente een beweging ontstaan die haaks staat op hoe Christus zijn gemeente heeft ingericht.
Iemand geeft aan dat Hij van God de roeping heeft gekregen de gemeente te leiden of de gemeente hijst wel iemand of een team op de sokkel.
Een persoon of team wordt bepalend voor waar de gemeente mee bezig is en naar toe gaat.
5.1.1.3 De extra factor: Kerkelijke achtergrond
In de evangelische wereld is nog een extra factor.

Er komen veel leden uit de reguliere kerken.
Genietend van de vrijheid die men vindt, en vaak te gauw in leidinggevende posities terecht komende, vallen deze mensen regelmatig terug op het referentiekader wat zij van jaren in de kerk hebben meegekregen.
Om het maar zeer kort door de bocht te zeggen, men gaat onwillekeurig “kerkje spelen”.
Allerlei kerkelijke rites en woordgebruik worden onbewust meegenomen in de wijze waarop men acteert.
Uiteenlopend van hoe de samenkomst wordt geleid, toepassing van het kerkelijk “opzicht en tucht” tot het gebruik van het woord “kerk”.
De erfenis van de grote ‘moederkerk’ is dat we nog steeds in “kerk” denken, hiërarchisch denken en ambten als regeerambten zien zoals de kerk dat ons heeft geleerd.
We beseffen amper wat de enorme invloed is van de kerkhistorie op ons denken over gemeente zijn.