Je bent hier: Home » De oorsprong » De oorsprong » 1.6 De grote keuze Adams choice »
Na de ingreep van God op verzoek van Adam, om het vrouwelijk component te separeren, realiseert Adam zich wat hij gevraagd had en gekregen: vlees van zijn vlees en gebeente van zijn gebeente. Ze zijn een tweeheid ipv eenheid.
De uitroep: “ditmaal – deze keer” heeft geen bijzondere lading die wijst op een positieve verrassing van Adam.
Sterker, als bedacht wordt dat de mens naar het beeld en de gelijkenis van God was geschapen en daarmee een geestelijk wezen was, concludeert Adam nu dat het dit keer geen geest van zijn geest is, maar gebeente en vlees van hem.
De totale eenheid van man en vrouw in de ene geestelijke mens is doorbroken. Zoals reeds besproken, was de opdracht van God aan de mens de aarde te onderwerpen en te gaan heersen. De overheersing van satan te verbreken door in liefde te kiezen God gehoorzaam te zijn. Dat is geen strijd tegen vlees(!) en bloed, maar een geestelijke strijd (Efeze 6:12). Daarvoor diende de mens een geestelijke eenheid te zijn zoals God hem had geschapen. Deze ‘automatische’ eenheid was nu verbroken. De twee tegenover elkaar staande vlezen moesten nu steeds bewust die eenheid zoeken.
Naast God en nu ook Adam, is er nog iemand die bliksem goed door heeft wat er gebeurd is en wat daar de gevolgen van zijn. Hij weet dat er een bres is.
Satan, de op aarde teruggeworpen opstandeling, infiltreert vanuit de onzichtbare geestelijke wereld, via een slang in de zichtbare werkelijkheid van de hof. Via de tastbare fauna wijst hij op de smaakvolle flora. Hij trekt het gesprek in de vleselijke begeerte, weg van de geestelijke kracht tot onderscheiden. Daarnaast doorbreekt hij de scheppingsorde door niet Adam (de van nature op God gerichte), maar Eva aan te spreken (de van nature op de aarde gerichte). Hij buit de bres maximaal uit. [zie hiervoor het artikel ‘de verschillende rol van de man en de vrouw’]
Hier kan alleen maar onderscheiden worden dat er sprake is van afleiding die tot verleiding leidt, door in eenheid in de geest te wandelen. De eenheid tussen God gerichtheid en aardgerichtheid.