God hanteert in alle geledingen van het leven dezelfde patronen en verhoudingen.
Zie verder het artikel: De rol en positie van de vrouw in de gemeente
Onder de tag Adam en Eva staan alle pagina’s die iets zeggen over Adam en Eva.
God hanteert in alle geledingen van het leven dezelfde patronen en verhoudingen.
Zie verder het artikel: De rol en positie van de vrouw in de gemeente
In eerste instantie wordt de mens (ADAM) naar het beeld en gelijkenis van God geschapen. God is Geest. Een geestelijke mens dus, die zowel mannelijk als vrouwelijk is. Deze ene geestelijke mens is dus een drie-eenheid: mannelijk, vrouwelijk en geest. De bekleding met een fysiek lichaam gebeurt later. Of eigenlijk niet bekleed, maar andersom: het lichaam wordt gevuld met geest. God boetseert een fysiek lichaam en blaast daar die menselijke geest in.
In Maleachi 2:14-16 (SV) legt God uit waarom man en vrouw trouw moeten blijven aan elkaar. Daar staat:
“Omdat Hij één mens had geschapen, hoewel Hij genoeg geest had . . . .” (en in gedachte hoor ik verder . . . om er twee of meer te maken). “En waarom die ene? Hij zocht een goddelijk nageslacht”. Dat is naar zijn beeld een geestelijke eenheid.
Het is één mens die mannelijk en vrouwelijk is naar het beeld van God: geest. Meervoud en toch enkelvoud: naar het beeld van God schiep Hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen.
De mogelijkheden die God zegenend in deze mens legt zijn:
Maar dan gaat God met de mens een stap verder, want naar de gelijkenis van God betekent ook dat de mens met zijn eigenschappen op God lijkt:
Naar de volgende pagina waar we gaan kijken hoe God spreekt als Hij schept.
Adam wil een vrouw.
Het ging Adam om wat twee aparte gelijkwaardige vlezen voor mogelijkheid hebben. Zoals hij de dieren met elkaar zag omgaan: dat wilde hij. En daarmee degradeerde hij feitelijk het vrouwelijk deel van hem tot een vleselijk subject wat hem in zijn vleselijkheid kon helpen.
En op het moment dat de mens door de zonde corrupt is, mondt dat dus uit in heersen over en ter beschikking willen hebben voor eigen lusten.
Daarom is de man nu meer gericht op het lichamelijke van de vrouw terwijl de vrouw meer op de relatie, het innerlijk van de man is gericht.
Daarom verlangt zij naar haar man, terug naar waar zij vandaan kwam, zijn innerlijk, maar hij zal gaan heersen, want hij wilde juist dat uiterlijk.
Heden ten dage nog steeds grofmazig het grote verschil tussen man en vrouw.
Zie het artikel “de bouw van de vrouw”
De relatie die God met de mens aangaat is
geen monologe proclamatie, maar dialoge invitatie.
Zie het artikel “Het voorwaardelijk spreken van God”
Nadat God satan heeft vervloekt, Eva heeft bestraft en Adam op de gevolgen heeft gewezen, helpt Hij de mens in zijn onbeholpen staat waarin hij is terecht gekomen. Ze zijn het Paradijs verloren, maar ze zijn ook het verloren Paradijs.
Als we sterven, gaan we dan gelijk naar de hemel of moeten we op de jongste dag wachten? Klik op de volgende link om bijgaand artikel daarover te lezen: tijd en eeuwigheid.
Hoe zal het eeuwige leven zijn? Een vraag die elke gelovige wel bezig houdt in min of meerdere mate.
De belangrijkste bron is wat God daar zelf over zegt in de Bijbel. Daarnaast zijn erg veel getuigenissen van mensen die “in de hemel” zijn geweest. Hetzij door bijna-dood ervaringen, hetzij in visoenen of dromen.
Nu zegt de Bijbel eenvoudig dat ons armzalig lichaam door Jezus gelijkvormig gemaakt wordt aan zijn verheerlijkt lichaam, Fil.3:21 en ook dat wij zullen zijn als de engelen – niet meer huwende, omdat we niet meer kunnen sterven, Luk.20:36. Dat betekent in de eerste plaats dat we dan weer volledig mens zullen zijn naar het beeld en de gelijkenis van God, dus mannelijk en vrouwelijk en Geest, een volkomen drie-eenheid. Maar ook, – en dat is nieuw, want voor de zondeval kon de mens zich vermenigvuldigen -, dat er geen voortplanting en geen vegetatie zal zijn. Eten doe je dan niet meer om in leven te blijven, maar omdat het lekker is. En gelijk zijn aan het verheerlijkte lichaam van Jezus zal inhouden dat we geen gebreken meer hebben. Dat wil zeggen, geen ziekten en geen aftakeling, geen degeneratie. – – – Maar wat we hier in dit leven hebben opgelopen, kan in verheerlijkte staat wel ons tot eer en glorie zijn. Denk aan de wonden van Jezus die zichtbaar blijven. (1)
Er zullen verschillen zijn, gelukkig. Maar ze worden niet als meer en minder gezien of ervaren. We zien de ander niet hoger of dichter bij Jezus, maar we zien elkaar op de plaats waar iemand precies past. En we zijn er blij mee. We zijn blij met de plaats die we zelf hebben, omdat hij zo naadloos bij ons past.
Jaloersheid is volledig vervangen door gunnen. Ambitie door de ander uitnemender achten dan jezelf.
Maar hoe ben ik dan? Geen karakter fouten meer. En hoe kennen anderen mij? Volledig gekend worden zoals je bent en daarvoor van je gehouden worden. Niet meer onbegrepen zijn.
Volledig gekend worden, betekent ook dat jij anderen volledig herkent. Ja, je herkent je vader en moeder, je kinderen, je geliefde. En je zult een nog diepere inniger relatie met hen hebben dan hier ooit het geval was. Maar je herkent ook iedereen. Dat is nieuw. je zult iedereen kennen en kennen zoals hij of zij is.
Maar dat betekent ook dat we Adam en Eva zullen herkennen. Kan dan de gedachte in ons opkomen: het is aan jullie te wijten dat er zoveel duizenden jaren ellende zijn geweest. Nee, dat kan niet omdat we dermate een met elkaar zijn, dat het een volledig gezamelijke schuld is. God had ook met Piet en Grietje kunnen beginnen, dan was het precies hetzelfde geweest. Adam en Eva staan voor de totale mensheid, want zij waren de totale mensheid. De dieren en de flora, die kunnen wel de mensheid verwijten dat zij door ons ook onder vloek zijn gekomen.(2)
Noten:
(1) Na de opstanding herkennen de discipelen Jezus niet, blijkbaar vanwege zijn verheerlijkte lichaam. En toch heeft Hij de littekens die Hij aan hen toont.
(2) Zo anders als bij de engelen. Engelen zijn door God in een keer in legioenen geschapen. Daar is ook geen voortplanting het totaal aan engelen is door God in een keer geschapen. Daar zie je dan dus ook dat alleen de gevallen engelen onder de vloek liggen en niet alle engelen.
Adam en Eva: Zij merkten dat ze naakt waren en vlochten zich schorten.
Het resultaat was dat Adam en Eva zagen dat ze naakt waren. Er zijn verstrekkende gevolgen. De beschermende, bedekkende liefde was weg. Ze stonden onbeschermd, onveilig tegenover elkaar. Daardoor was ook de loyaliteit naar elkaar weg zoals we in het vervolg zien. Ze waren niet meer veilig bij elkaar.
De vrouw die U met mij gaf, die heeft mij van de boom gegeven waardoor ik at.
Het eerste gevolg is dat ze de ander de schuld geven; beschuldigingen over en weer. Waar we in een relatie man en vrouw alert op moeten zijn: zijn we volledig loyaal naar elkaar. Beschermen we elkaar in plaats dat we elkaar beschuldigen. Maar nog belangrijker: hoe vaak zijn wij niet geneigd om, als er iets mis gaat in ons leven naar God te wijzen, “U hebt mij haar gegeven”. Eigenlijk is het Uw schuld. Terwijl God Adam juist zo had gewaarschuwd, denk erom dat je één vlees bent met je vrouw. En zo kunnen wij reageren: waarom laat U dit of dat toe? De vraag moet echter zijn: hoe gaan wij met dit of dat om? Niet dat God Eva gaf, of dat Eva de vrucht gaf, maar dat Adam at, dat is zijn persoonlijke verantwoordelijkheid, keuze en zonde.
De slang heeft mij bedrogen waardoor ik at.
Bedrogen? Eva heeft nu kennis van het kwaad en weet wat bedriegen is. Het tweede gevolg. Terwijl de slang wat betreft het vleselijke gevolg de waarheid sprak, voelt Eva zich toch misleidt. Want het uitzicht was, door kennis te nemen van het kwaad, gelijk te worden aan God. Maar wat blijkt, is dat zij daardoor juist vervreemd is van God en dat dat een afschuwelijke angstaanjagende wereld is.
Toen verborgen Adam en zijn vrouw zich voor het aangezicht van de Here God.
Het derde gevolg is dat zij God niet onder ogen durven komen. Ze zijn hun blijdschap met de omgang met God volkomen kwijt en bang voor de ontmoeting met God. Ze verbergen zich voor God.
En de Here God riep Adam: Waar ben je?
Het vierde en eigenlijk meest dramatische gevolg is dat God de mens kwijt is. Als God overdag in de Geest(32) in de hof wandelt, mist Hij Adam en Eva. Natuurlijk kun je zeggen dat ze zich verborgen hadden, maar voor God kun je je niet verbergen. Dat blijkt ook uit het feit dat God de mens tot/bij zich roept en daarna tegen de mens zegt: Waar ben je. Nee, hier blijkt dat de geestelijke mens die God kende en zoals Hij hem geschapen had, echt weg is, gestorven is. De uitroep van God is: WAAR, afgeleid van ‘er is niets’.
God mist de geestelijke mens. Het vleselijke restant antwoordt: Toen ik Uw stem hoorde, werd ik bang want ik ben naakt. Ook Adam ziet alleen nog maar zijn vleselijk lichaam.
– – – – –
Die stem vervult met diep ontzag, met vreze en beven. Maar die stem geeft zijn kinderen ook absolute veiligheid, want Hij alleen is de machtige. Bij wie zijn kinderen schuilen. Hoe sta je erin, of de Here is een toevlucht voor de zijnen of de Here is een verterend vuur. Hoe sta jij naar Hem. Is het in orde tussen jou en God of niet.
En dan zien we hier dat Adam en Eva zich voor die stem verbergen. Terwijl de stem van de Here juist zijn volk kracht geeft en vrede. Met zijn stem zegent Hij zijn volk, Psalm 29:11. Daar kijk je naar uit, dan springt je ziel op van vreugde. Maar in plaats daarvan is het resultaat dat de vleselijke mens, die niet in het reine is met God, siddert in angst.
God vraagt Adam:
Adam wijst naar Eva. Ook in deze reactie van Adam gaat God weer mee. God vraagt daarom aan Eva:
Wat heb je gedaan?
In de slang spreekt God satan direct aan. Geen vragen. Geen gelegenheid om zich te rechtvaardigen.
Satan wordt hier door God vervloekt.
God vervloekt de mens niet!
Naar de volgende pagina, waar we naar nog een resultaat gaan kijken.
(32) leROEACH haJOM. Roeach kan wind, adem en geest betekenen. In relatie tot God wordt er gesproken over de Geest van God. Doordat het hier in combinatie wordt gebruikt met het woord voor ‘dag’ wordt roeach hier altijd vertaald met wind. En daar wordt dan op gevarieerd: avondkoelte(NBG), de wind in de namiddag(SV), het winderig worden van de dag(Dr.MReisel), avondwind(GNB), Het Boek laat het weg, de wind of de koelte van de dag(StudieBijbel), middagwind(Willibrod), The cool of the day(Amplified bible).
Ik ben geen Hebraïst, maar zou het woord graag vertalen met Geest. Roeach, de Geest van God. (Letterlijk: God wandelde in de Geest van de dag). Dat sluit zo nauw aan bij de ‘geest’ van dit paradijselijk gebeuren. God die Geest is, heeft zijn dagelijkse ontmoeting in de Geest met zijn geestelijke creatie, de mens. (Denk aan de uitdrukking: en Henoch wandelde met God. Dat duidt op een diepe intieme geestelijke relatie). En juist die geestelijke mens, die is weg. In deze eerste hoofdstukken van de bijbel ligt de klemtoon voortdurend op het zijn van geest.
Ons karakter van nu, is bepaald door de houding van Adam en Eva toen.
Eva reageert uit haar vlees op de vraag van satan, zonder de geestelijke eenheid met Adam te zoeken. We zien beschreven wat er dan in Eva gebeurt, Gen.3:1-7:
Welke grondhouding zien we bij Eva, die tot vandaag door het hele menselijk geslacht door in onze genen zit en ons karakter bepaalt:
Adam was bij haar en at, Gen.3:6b. Al die tijd had hij het gesprek van satan met Eva gevolgd en geluisterd, maar niets gezegd, niets gedaan. Hij ging er in mee. Geobsedeerd door Eva(30). In Gen.3:17 zegt God dat ook: “Omdat je naar je vrouw hebt geluisterd . . . . .”
Welke grondhouding zien we bij Adam, die tot vandaag door het hele menselijk geslacht door in onze genen zit en ons karakter bepaalt:
Op welk moment treedt de zonde in?
De daad is de feitelijke ongehoorzaamheid en overtreding van het gebod. Maar daaraan ligt ten grondslag de begeerte en de hoogmoed. En dat brengt on-verschilligheid: geen verschil willen maken tussen goed en kwaad. Kennis willen hebben van het goed en het kwaad is de onverschillige houding van: dat moet toch kunnen, dat maakt toch niet uit, ik doe er niemand kwaad mee. De hoogmoed op gelijke wijze als God te willen beoordelen wat wel en niet goed is. Jezelf tot God (willen) zijn.
En zo zijn we nu . . . . . dit is nu ons natuurlijk zondig karakter:
begerend – on-verschillig(31) – hoogmoedig – ongehoorzaam
We begeren iets. Daarom gaan we het goed praten. Vervolgens denken we wie doet ons wat en gaan over tot de daad.
Noten
(30) Adam ging zijn vlees achterna. Er is een grove uitdrukking voor wanneer een man verleid door een vrouw zelf de fout ingaat. Maar feitelijk is dat hier het geval.
(31) In de betekenis van geen verschil maken tussen goed en kwaad. Uitspraken die daarbij horen zijn: wat maakt dat nu uit? Dat moet toch kunnen? Elk mens moet zelf kunnen uitmaken wat goed voor hem is.
De Here God zei: (Het is) niet goed te zijn de mens alleen (LeBADDO), Gen.2:18. Kwam daardoor de bouw van de vrouw tot stand?
Er zitten twee tegenstrijdigheden in deze zin.
ad. 1 We zagen al eerder dat God de door Hem zelf gekozen relatie van wederkerigheid trouw blijft en meegaat in de constatering van Adam. Dit wordt duidelijker wanneer we vers 19 niet vertalen met “En de Here God vormde . . . ” maar met “Want de Here God vormde . . .” en lezen dan de uitleg waarom God dit zegt. God neemt die conclusie over in vers 18.
ad. 2 Het woord Lebaddo is niet het woord dat voor een situatie wordt gebruikt waarin iemand alleen is, maar heeft veel meer de lading van uniek zijn, exclusief. Er is niemand anders zoals die. (Vgl. Psalm 148:13, Laten zij loven de Naam van de Here, want zijn Naam, die alleen, is verhoogd.) En dat is precies wat hier de situatie is. In zijn één zijn, naar het beeld van God was Adam uniek en exclusief. Zó was er verder niemand. En daar loopt Adam tijdens de naamgeving van de dieren tegenop.
– – – – – –
De mens noemde namen voor alle dieren; maar voor de mens vond hij geen hulp hem gelijkwaardig, Gen.2:20.
– – – – – –
De Here God deed een diepe slaap over de mens vallen, zodat hij insliep. Hij nam één van zijn componenten en sloot het in plaats daarvan af met vlees. Vervolgens bouwde de Here God het deel dat Hij uit de mens had genomen tot een vrouw, Gen.2:21-22.
Al eerder is betoogd dat God met de mens een relatie is aangegaan van wederkerigheid en de mens keuze vrijheid had gegeven.
Op verzoek van Adam derhalve neemt God tijdens een diepe slaap(27) één van zijn “otaw” ribben, en bouwt die “tsela” rib tot een vrouw. Dit Hebreeuwse woord dat vertaald is met “rib” komt 33 keer voor in het OT. Nergens in de betekenis van ‘rib’, maar altijd gaat het over een zijde(28). Vergelijk het met een munt die twee zijden heeft. Het gaat om twee gelijkwaardige zijden van een subject. Het is verwarrend dat hier in Genesis het met ‘rib’ is vertaald, want dat neemt het zicht volledig weg van wat hier gebeurde. Namelijk, de ene mens bestond uit twee componenten: een mannelijk deel en een vrouwelijk deel. Er wordt niet zomaar van letterlijk een rib van Adam een nieuw wezen gebouwd. Nee, het vrouwelijk deel van de mens wordt afgescheiden. Twee aan elkaar gelijkwaardig zijnde delen van de ene mens, zoals God in Genesis 1 de ene mens mannelijk en vrouwelijk had geschapen, worden nu twee zelfstandige gelijke entiteiten.
Dat het hier om twee volkomen gelijkwaardige personen gaat, laat ook het woord “keneghdo” zien. Het is vertaald met “tegenover” hem. Dit “tegenover” hem heeft de betekenis van: overeenkomstig, gelijkwaardig.
Dit is buitengewoon belangrijk om te zien: in de scheppingsorde zijn man en vrouw volkomen gelijkwaardig aan elkaar. Niet de een hoofd en de ander ondergeschikt, gemaakt van een botje van de man. Wel een andere rol voor beide kanten van de mens. En die eigen rol hebben man en vrouw na hun scheiding meegenomen. Na de zondeval is deze relatie van gelijkwaardigheid gecorrumpeerd en zal de man gaan (over-)heersen.
Naar de volgende pagina. Die gaat over de verschillen tussen man en vrouw.
Of eventueel terug naar de pagina “De rol van de vrouw” in de artikelenserie over de plaats van de vrouw in de gemeente van Christus.
Noten
(27) Een diepe slaap, want God gaat diep ingrijpen in zijn eigen schepping; een scheiding van een mens tot twee mensen, waarbij de vanzelfsprekende geestelijke eenheid wordt doorbroken.
(28) otaw / tsela In Exodus 25 en 37 gaat het over de beide zijden van de ark, in Exodus 26 en 36 over de beide zijden van de tabernakel, in Exodus 27 en 38 over de vier hoeken van het koperen raster op het brandofferaltaar, in Exodus 30 en 37 over beide zijden van het reukofferaltaar, in 2Sam.16:13 over de flank van de berg, in 1Kon.6 en Ezechiel 41 gaat het over de zijkamers van de tempel, in Job 18:12 staat dat de ondergang klaar staat aan de zijde van de goddeloze.
Niet de vrucht was de verleiding. Want: Zij beiden waren naakt, Adam en zijn vrouw, maar zij schaamden zich niet. De slang nu was het listigste dier, Gen.2:25-3:1. Die vrucht hing er lang zonder een begeerte in hen op te wekken.
De hebreeuwse woorden voor naakt en listig lijken sprekend op elkaar en lijken zeer verwant. Je zou mogelijk kunnen vertalen met: de slang was het naakste dier, met andere woorden het meest onbeschaamd, brutaal. Zoals Adam en Eva op een onbevangen manier zich niet schaamden, zo was de slang schaamteloos. En schaamteloos was het wat gebeurde.
De slang opereert als een boulevardblad. Je kunt alles zeggen, zonder in strijd te komen met de waarheid, als je er maar een vraagteken achter zet. Daarmee leidt hij Eva af van waar het om gaat. Hij trekt haar in een discussie waarin zij God verdedigen moet. Nee, God heeft niet gezegd dat we van geen enkele boom mogen eten. En voor ze het weet, is ze in gesprek. En dan kan de slang het vraagteken rustig weglaten: nee, zoals God het heeft gezegd, is het niet.
En nergens liegt hij. Hij verlegt de scope. Hij verplaatst dat wat God gezegd heeft over de geestelijke werkelijkheid, naar de vleselijke wereld. Naar het vlees zullen ze niet sterven, maar kennis nemen van het kwaad. Dat ze daarmee geestelijk sterven, vermeldt hij niet.
Eva is op een terrein terechtgekomen, waar ze helemaal niet hoort. Namelijk zonder geestelijke eenheid, het hebben over aardse zaken. Daardoor gaan de lampen niet op rood, maar krijgt ze oog voor waar ze op gericht is, de begeerlijkheid van deze aardse vrucht en het daarmee gepaard gaande aanbod. Dat werd de verleiding. Hoe kan het dat Eva begeerde door het eten van een vrucht verstandig te worden? Dat kan toch helemaal niet door het eten van een vrucht? Ze was verblind geraakt door het vooruitzicht gelijk te worden aan God. Nee, niet door een magische kracht van de vrucht, maar door de handeling die in strijd was met het gebod. Dat heeft zij zich heel goed gerealiseerd. Ze zou door een keuze, onafhankelijk van God, net zo als God zijn. Niet afhankelijk ondergeschikt, maar gelijkwaardig, en net zo verstandig, en net zoveel weten. Hier was God gerichtheid nodig om de valkuil te zien.
Maar het was een te grote verleiding die ze niet kon weerstaan. En daar is maar een reden voor, ze liet zich in de natuurlijke wereld, in het vlees, benaderen en zocht niet de geestelijke eenheid met Adam. Ze overlegde niet. Sterker, ze trad handelend op, zowel in de beoordeling, het nemen van de vrucht, alswel in het geven van de vrucht aan Adam. Hier, eten!
Adam? Hij stond erbij en keek ernaar. Hij greep niet in. Hij zei niet: Eva, dit zijn rare vragen en foute opmerkingen. Ik heb nog nooit zo horen spreken. We moeten samen in geestelijke eenheid naar onze God toe, Hem vragen ons te leiden en verstandig hiermee te doen omgaan. Nee, ook voor hem was de verleiding te groot. Hij accepteerde zowel de woorden van de slang als het optreden van Eva. Hij nam niet zijn plaats in. De God gerichte was verblind door zijn zelf gewenste lichamelijke gerichtheid op Eva(a). En dat maakt hem de hoofd verantwoordelijke. Hij was bewust passief; actief passief. Hij liet het erop aankomen. Vanaf het moment dat hij God vroeg om een aan hemzelf gelijkwaardige hulp, wilde hij buiten God zijn keuzes kunnen maken. Toen al had hij zich afgedraaid van God. En nu was daar het moment – om zelf keuzes te maken – in praktijk te brengen. Hij liet bewust Eva volledig in de steek.
Eva gebruikte niet haar door God meegegeven specifieke antenne voor aards geestelijk leven, maar reageerde uit haar aardse vleselijkheid. Adam ‘vergat’ dat hij een voortdurende herinnering was aan, beelddrager was van het beeld van God. Hij keek naar zijn eigen vleselijke beeld, Eva. En samen sloegen ze de handen niet ineen tot een geestelijk bolwerk van eenheid.
Jazeker, deze val van de mensheid was te voorkomen zijn geweest. De verleiding was niet te groot. Adam had zich op achterstand gezet door twee vlezen te willen zijn. Daardoor was de mens geen geestelijke vesting meer, volledig toegerust voor de geestlijke strijd. Maar nog hadden Adam en Eva die geestlijke eenheid wel kunnen zoeken, waardoor ze de verleiding zeker hadden gepareerd. Maar nu ze dat niet deden, bleven zij kwetsbare vleselijke mensen die daardoor niet het geestelijk onderscheidingsvermogen hadden om te zien waar het op aankwam.
Noot:
(a) De aardsheid, de lichamelijkheid, de vleselijkheid is wat Adam zich had gewenst toen hij een vrouw wilde. Dat maakt hem nu blind voor de geestelijke kant van de zaak. In Genesis 6:2, Judas1:6-7 en het boek Henoch lezen we hoe ook engelen volkomen in de ban raken van het begeerlijke lichaam van de vrouw en daarmee zondigen. Op een aantal plaatsen in de bijbel waarschuwt God dan ook voor de begeerlijkheid van de vrouw buiten Hem om, buiten het huwelijk om.
We zien dan ook dat op dat punt de grote verleiding in deze wereld zit. De vrouw als lustobject. Daarnaast macht; heersen. Een afleider daarvan is geld. Met geld is alles te koop. Macht en sex, het is de dodelijke combinatie, waar steeds weer opnieuw van blijkt dat maar weinigen dat kunnen weerstaan. Vroeg of laat corrumpeert iemand. Denk aan Salomo.
Hier slaat dan ook op de uitdrukking in Op.14:4 Dezen zijn het, die zich niet met vrouwen hebben bevlekt, want zij zijn maagdelijk. Dat gaat niet over celibatair geleefd hebbende mannen, maar over mannen en vrouwen die in alles het Lam hebben gevolgd. Niet een vleselijk, maar een geestelijk leven hebben geleid.