De gemeente als smidse; de werkplaats van de Heilige Geest.
Zodra we één bepaalde visie van enkele personen op de gemeente leggen, beperken we de werking van de Heilige Geest door ALLE gemeenteleden.
Je zag dat in de eerste christengemeenten:
de apostelen de leiding van de Heilige Geest zochten in en via de gemeente.
altijd en over alle onderwerpen transparantie en open communicatie was binnen het totaal van de gemeenten.
de apostelen of oudsten geen beslissingen namen zonder de gemeenten daarbij in te schakelen.
de aanstelling van oudsten op voordracht van de gemeenteleden gebeurde en door middel van handopsteking van de gemeenteleden zij gekozen werden, een stemming dus.
iedereen in elke functie controleerbaar en aanspreekbaar was. De apostelen legden in de gemeente verantwoording af. Paulus deed dat. Petrus deed dat.
niemand het alleen recht had voor beslissingen, geen apostel, geen evangelist, geen oudste, geen profeet of leraar of herder, geen voorzitter of coördinator, alles gebeurde in en vanuit een teamverband in het midden van de gemeente.
over issues met de gemeente werd vergaderd en vervolgens goede afspraken werden gemaakt.
Je ziet zo de diepe betekenis van het volharden bij de gemeenschap die zo in de eerste gemeenten werd gepraktiseerd. Een levend organisme dat als geheel de leiding van haar Hoofd Jezus zocht.
4. Wat is het doel van die werkplaats?
We zien dat het gaat om dat iedere individuele gelovige komt tot discipelschap.
Discipelschap met als grote opdracht, Hand.1:8, GETUIGEN! Daarvoor zijn we Geroepen, Bekleed met macht en Uitgezonden. Ofwel: Jezus Volgen, Hem Dienen en van Hem GETUIGEN
Alle ambten, gaven en bedieningen zijn daaraan ondersteunend:
toerusten tot getuigen.
In heel Handelingen zien we de volgende volgorde: wonderen en tekenen, gevolgd door prediking, waarop bekering volgt, maar dan komt er steeds vervolging. Juist door de vervolging ontstond de verstrooiing en daardoor het getuigen tot de einde der aarde.
Waarom is dit belangrijk op te merken?
Vanuit elk perspectief zie je dat het erom gaat dat de gemeente getuige is van Jezus Christus.
Wanneer wij geen getuige zijn, gebruikt God zelfs vervolging om ons onder de mensen te verspreiden en daardoor zijn evangelie te verspreiden.
Vier fundamenten van de gemeente zien we in de Bijbel.
1. Jezus
Het begint met Jezus. Hij is het Fundament van de gemeente (1Korinthe 3:11).
Zijn komst naar de aarde als Zoon van God, luidt een nieuw tijdperk in.
Er moest iets rechtgezet worden. Adam en Eva hadden in het Paradijs de opdracht van God gekregen de aarde door gehoorzaamheid te onderwerpen voor het koninkrijk van God. Daarin hadden zij jammerlijk gefaald.
Daarvoor kwam Jezus. God wilde door Hem de wereld toch met zichzelf verzoenen en deed dat door vrede te maken. Hij bracht het ultieme offer: de kruisdood van Zijn Zoon.
En Jezus slaagde. In Zijn liefde voor Zijn Vader bleef Hij gehoorzaam tot het einde.
God heeft Hem daarom uitermate verhoogd en een Naam boven alle naam gegeven (Filippenzen 2:9; Hebreeën 1:4).
Daarom is er alleen door Hem redding, behoud, heil (Efeze 2:20-22).
Daarom kan de gemeente alleen door Hem bestaan (Kolossenzen 2:7).
God heeft Hem daarom tot Hoofd van de gemeente gemaakt, de Hoeksteen. Want met Zijn offer, Zijn bloed, kocht Hij ons vrij uit de slavernij van satan, tot Zijn eigendom. (Denk nog even aan de vergelijking met de uittocht van Israël uit Egypte). Geen slaven meer, maar vrije kinderen van God.
2. Apostelen en profeten
De Bijbel noemt apostelen en profeten als fundament van de gemeente. Zij hebben het Woord van God verteld en doorgegeven. Zowel het geschreven Woord (Logos, de Bijbel) als het rechtstreeks ontvangen Woord in specifieke situaties (Rhema, profetieën) (Efeze 2:20).
En nog steeds mogen wij erop uitgaan en het Woord van God doorvertellen aan de mensen. Het is het fundament van elke daardoor nieuw ontstane gemeente.
3. Het geloof
De Bijbel roept ons op gefundeerd te blijven in het geloof (Kolossenzen 1:23). Want daardoor blijven we in Christus en plaatst Hij ons heilig, smetteloos en onberispelijk voor God de Vader. Daardoor zal de Vader ons kennen als Zijn kinderen (2 Timotheüs 2:19).
4. De liefde
Ten slotte het fundament waar Jezus al naar verwees en dat is de liefde (Efeze 3:17). Want zonder de liefde voor elkaar zul je nooit met elkaar de diepte van Gods liefde begrijpen.
De liefde is zo van fundamenteel belang in de gemeente, dat de Bijbel zelfs zegt dat als ook maar iets gedaan wordt zonder liefde, alles volkomen waardeloos is (1Korinthe 13).
Daarom heeft Jezus dit fundament ook als opdracht aan de gemeente gegeven, Joh.13:34-35; 15:12-17.
(extern in de zichtbare wereld) . . . dat wij zo ons licht voor de mensen laten schijnen opdat zij onze goede werken zien en daardoor onze hemelse Vader gaan verheerlijken (Mattheüs 5:13-16);
(extern in de onzichtbare wereld) . . . de onnaspeurlijke rijkdom van Christus te verkondigen opdat aan de geestelijke heersers en de machten in de hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid van God bekend gemaakt wordt (Efeze 3:10);
(intern in de zichtbare wereld) . . . elkaar toe te rusten tot het elkaar dienen, tot opbouw van het Lichaam, opdat de leden één zullen zijn in het geloof en het kennen van Jezus (Efeze 4:11-16);
(intern in de onzichtbare wereld) . . . dat ieder lid heengroeit naar de volwassenheid en volmaaktheid in Christus (Kolossenzen1:28; Ef.4:13).
In de praktijk zien we dat we onze handen hieraan vol hebben. De ene gemeente vindt het lastig om concreet naar buiten te gaan. Een ander gemeente lukt het maar niet om ongeveinsd liefdevol met elkaar om te gaan.
Maar laten we er op letten dat alle aspecten van deze doelen maar om een ding gaan: de verheerlijking van de volmaakt heilige God.
2) De missie van de gemeente
Een missie bestaat uit twee delen: een opdracht en een boodschap.
De belangrijksteopdracht van Jezus aan de gemeente, Zijn Lichaam, is elkaar lief te hebben, omdat de mensen daaraan kunnen zien dat wij discipelen van Hem zijn (Joh.13:34-35; 15:12-17). En niet zoals je jezelf lief hebt, maar zoals Jezus ons liefheeft. Er is geen grotere liefde!
De tweede opdracht is andere mensen van die liefde van God te vertellen en hen alles te leren wat zij van Jezus heeft geleerd. En wanneer iemand kiest voor Jezus hem of haar te dopen als teken van het discipelschap van Jezus (Mattheüs 28:19).
Waarom in die volgorde? Omdat wanneer er in de gemeente onderlinge liefde is daar al een geweldige boodschap vanuit gaat. Het eerste, die onderlinge liefde, is voorwaardelijk voor het tweede, mensen vertellen van de liefde van God.
Deze liefde van God voor de wereld is tevens haar boodschap voor de wereld: Jezus is niet naar de wereld gekomen om haar te veroordelen, maar om haar te redden (Johannes 12:47); God heeft mensen namelijk zo lief dat Hij zijn Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig met Hem leeft (Johannes 3: 16-17);
De blijde boodschap
Het kruis is door de eeuwen heen uitgegroeid tot een belangrijk uiterlijk symbool van het christendom. En niet zonder reden. Het kruis symboliseert wat het Jezus gekost heeft om ons te redden. Daarom zegt Paulus in Galaten6:14: “Maar ik zal mij volstrekt niet beroemen op iets anders dan op het kruis van onze Here Jezus Christus.”
Hoewel niet als algemeen symbool uitgegroeid, is het geopende graf toch het meest wezenlijke van het geloof. Paulus zegt daarvan: “Als Christus niet was opgestaan, dan is ons geloof volkomen zinloos . . . . . Als wij alleen voor dit leven op Christus onze hoop gevestigd hebben, zijn wij de meest beklagenswaardige van alle mensen.”
Zo zal de blijde boodschap van de gemeente zijn: Door Christus is, in een weg van lijden en sterven EN opstaan, het Koninkrijk van Zijn Vader herstelt!
Een ieder die dat gelooft en Jezus daarmee aanvaardt als de Christus (de Messias), zijn persoonlijke Redder, heeft eeuwig leven en mag deel uit maken van dat Koninkrijk.
Geen visie?
Jazeker! Maar die is per gemeente anders, omdat deze alleen valt af te leiden uit de gaven van de Geest die Christus aan elk gemeentelid geeft. Die gaven, die dromen die in ieders hart liggen, die bepalen wat de visie van Christus met die specifieke gemeente is.
Het geheel is meer dan de som der delen. En zeker meer dan de visie van een enkele persoon of aantal personen voor de gehele gemeente. Waarom zou God al die gaven aan al die gemeenteleden geven? Misschien om Zijn veelkleurige wijsheid te laten zien? Contrair aan het rijk der duisternis waar enkelingen heersen en domineren, slaven maken.
Naar de volgende pagina waar we naar de fundamenten van de gemeente gaan kijken.
Het gaat niet langer om een volk, maar om het gemeente zijn.
In het Oude Verbond, dat God met Israël had gesloten, ging het om Israël als volk en haar bestemming om de Messias voort te brengen.
Nu deze Messias is verschenen, is het heil dat Hij brengt bestemd voor alle volken en sluit God Zijn verbond met iedereen die gelooft in Jezus en zich laat dopen als teken dat men volgeling van Jezus wil zijn. Dit naast de specifieke beloften van God voor Israël die nog steeds gelden.
God roept al deze gelovigen bij elkaar en noemt hen ekklesia, zoals we al zagen in de inleiding.
In het Nieuwe Testament is dit woord vertaald met ‘gemeente’.
Ook noemt Jezus de gemeente “Zijn Lichaam”.
De gemeente is dus “het Lichaam van Christus.”
Gemeenschap
Het woord ‘gemeente’ staat weer in nauw verband met ‘gemeenschap’. Een groep mensen die iets gemeenschappelijks hebben en veel gemeenschappelijk doen. Die verantwoordelijkheid naar elkaar nemen, omzien naar elkaar.
En zo wordt de gemeente ook genoemd: “de gemeenschap van de heiligen.” Hierbij duidt heiligen niet op heilige boontjes (want dat zijn ze ook helemaal niet), maar op het apart gezet zijn.
Zij hebben een bijzonder kenmerk, namelijk het gemeenschappelijk geloof in God als Schepper, in Jezus als Redder en in de Heilige Geest als Helper.
Dat verbindt hen.
Voorwaarden
Wat zijn nu de voorwaarden voor het gemeente zijn ? Hoe wordt het lichaam bij elkaar gehouden? Hoe functioneert het?
De gemeente kenmerkt zich door drie fundamentele waarheden:
De Here Jezus is haar Hoofd,Herder en Heiland. Hij geeft met Zijn Woord aan waar het op aan komt,
De Heilige Geest is haar Helper en Heiligmaker. Hij geeft daarvoor bijzondere gaven, leert ons dienen en groeien naar volmaaktheid,
God de Vader is haar Heer der Heren. Hij verlangt ernaar haar eeuwig leven te geven door haar als bruid van zijn Zoon te verwerven.
In 1Korinthe 12 staat prachtig beschreven dat de leden van de gemeente dus leden van dat Lichaam zijn. En dat zij allemaal daarin een unieke plaats hebben. Dat niemand zich tegen de ander kan beroemen over zijn plaats of taak daarin. Maar dat alle leden elkaar nodig hebben. Sommigen hebben wat meer voor de mensen in het oog lopende plaatsen, maar degenen die wij wat minder eer zouden geven, hebben daarom meer eer bij God.
Alles wat in de gemeente plaatsvindt dient te voldoen aan de volgende criteria:
Is het tot eer van God (1Korinthe 10:31),
Is het tot opbouw van de gemeente (1Korinthe 14:3-12),
Is tot versterking van het persoonlijk geloof, (Romeinen 1:10-12),
Is het tot heil van de naaste, (Handelingen 10:15; Romeinen 12:17-18; 14:18; 2 Korinthe 3:2; Filippenzen 4:5; Kolossenzen 1:28; Titus 2:11; 3:2).
Al deze criteria dienen aanwezig te zijn. Iemand kan geweldig bezig zijn en wat hij doet is tot eer van God en het bouwt de gemeente op, iedereen is blij met hem. Er komen mensen van buiten tot bekering, het is tot heil van de naaste, maar . . . het versterkt zijn persoonlijk geloof niet, hij brandt op, dan is de zaak niet in balans.
En zo geldt het voor alle vier de criteria. Iemand kan evangelist zijn en er zijn veel bekeerlingen, het versterkt hem zelf ook enorm in zijn geloof, maar door zijn handelswijze waarbij hij zonder overleg maar van alles doet(1), wordt de gemeente totaal niet opgebouwd. Het geeft onrust, mensen voelen zich niet serieus genomen, dan gaat het toch niet goed.
Hier geldt de uitspraak van Jezus dat mensen zullen komen en zeggen: wij hebben in Uw Naam geprofeteerd en boze geesten uitgedreven, veel krachten gedaan, en dan zal Jezus tegen hen zeggen: Ik heb u nooit gekend, want je hebt niet de wil van Mijn Vader gedaan.
Het vijfde criterium
Waarom niet een 5e criterium: “Is het in overeenstemming met het Woord van God, de Bijbel?” Natuurlijk dienen dingen in overeenstemming met Gods Woord te zijn. Dat is namelijk een onderdeel van het 1e criterium: is het tot eer van God maar dan in combinatie met de overige criteria.
We kunnen elkaar de wet voorhouden, maar zo zegt de Bijbel: Barmhartigheid roemt tegen het oordeel. Bouw je elkaar op en versterk je het geloof met het Woord of sla je elkaar om de oren met de Bijbel?
Met andere woorden, als alle vier criteria aanwezig zijn, dan kan het niet anders dan dat het in overeenstemming is met het Woord van God.
Het leven van de gemeente
Het gemeente zijn ziet er zo uit, (Handelingen 2:42-47):
volhardend met elkaar de Bijbel bestuderen,
de gemeenschap met elkaar blijven onderhouden,
het ter nagedachtenis aan het werk en de dood van Christus regelmatig het avondmaal vieren,
samen blijven bidden,
eensgezind bij elkaar komen,
alles doen met vreugde en eenvoud van hart,
het aanbidden en loven van God.
Sleutelwoord bij het leven van de gemeente is “gemeenschap”. Wanneer er niet gezamenlijk het avondmaal wordt gevierd, niet samen wordt gebeden, er geen gemeenschappelijke aanbidding is, dan verarmd het lichaam. Een ander gevaar is dat er elitaire groepjes ontstaan. Die zich zien als de voorbidders, de Bijbelvorsers, e.d. En ja, natuurlijk is er verscheidenheid in gaven, niet iedereen heeft de zelfde gaven, maar laat het in het midden van de gemeente plaatsvinden in het besef dat alle delen van het Lichaam elkaar nodig hebben.
De grootte van de gemeente
Wanneer is er nog sprake van onderling omzien, eensgezind bij elkaar komen, gemeenschap met elkaar onderhouden, gezamenlijk de Bijbel bestuderen?
De eerste gemeente die door Lucas beschreven wordt in Handelingen had alles gemeenschappelijk. Er waren duizenden en duizenden tot bekering gekomen. Ze hadden geen gebouw waarin ze samenkwamen. Ze kwamen in de huizen bij elkaar in kleine groepjes waar ze het avondmaal vierden en God aanbaden en elkaar onderwijs gaven.
Door de vervolgingen werden ze ook over het land verspreid waardoor het evangelie zich enorm uitbreidde.
De gemeente te Jeruzalem fungeerde als moedergemeente. Vragen werden naar de apostelen en oudsten in Jeruzalem gestuurd. Die werden in het midden van de gemeente behandeld waarbij een ieder instemde met het antwoord. Ook de resterende gelovigen in Jeruzalem zullen geen grote gemeente zijn geweest om op deze wijze te kunnen functioneren. In alles zie je dat de gemeenschap met elkaar bepalend was en zij daarom thuis samenkwamen.
Organisme
Het lijkt mij dat door de groei van de kerk er ontzettend veel organisme verloren is gegaan en organisatie voor teruggekomen is.
Mijn persoonlijke opvatting is om een gemeente zo klein mogelijk te houden. Hij moet in de huiskamer passen. Deze kleine groepen kunnen elkaar steunen in de gaven die een ieder heeft, maar ga dat niet organiseren. Organiseren betekent functies en posities.
Naar de volgende pagina waar we naar de missie en het doel van de gemeente gaan kijken.
NOOT:
(1) Vaak met een beroep op het feit dat men oudste is. En ziet zichzelf als leider die de gemeente voorschrijft wat er moet gebeuren. In plaats dat men als oudste juist op zoek gaat naar wat Jezus in de gemeente heeft gegeven aan gaven.
Je bent hier:
Home » gemeenteJezus tussen de gemeenten
Johannes komt in vervoering van de geest en hoort achter zich een luide stem als van een bazuin,1:10.
Als hij dan achterom kijkt, om te kijken van wie de stem is die hij hoort, ziet hij als eerste niet de verheerlijkte Christus van wie de stem is, maar als eerste ziet hij de gemeenten. Zelfs in zijn verheerlijkte toestand laat Christus Johannes eerst Zijn gemeente zien. Het gaat Jezus om Zijn gemeente, Zijn Lichaam. Ook dat is cruciaal om te onthouden voor een goed verstaan van dit boek. Zelfs de totale geschiedenis van het OT was daar dienstbaar aan. Zie Hebr.11:39-40. Namelijk dat Christus zich uit het totale menselijk geslacht zich zijn gemeente tot volmaaktheid laat komen.
En temidden van de gemeente ziet hij de Zoon des mensen. Het is Jezus tussen de gemeenten. Hier staat wat Jezus de discipelen had beloofd: Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld (Mat.28:20), tot en met de grote oordeelsdag, de dag des Heren. Een belofte die de discipelen in geloof mochten aanvaarden.
Het buitengewoon krachtige hier nu is dat Johannes niet profeteert en wij dat in geloof zouden mogen aannemen als een geweldige belofte, maar dat hij terugkijkt naar de werkelijkheid van de geschiedenis van de gemeente en ziet dat Jezus de hele geschiedenis altijd in het midden van zijn gemeente is geweest. Het is voor ons een vervulde realiteit!
Wegwijzers die met Wijze Woorden zich Wijden aan Weiden
Conclusie
De conclusie die wij trekken is dat het Nieuwe Testament leert dat er geen sprake kan zijn van eenhoofdig leiderschap, en verder dat oudsten mannen en in beperkte zin ook vrouwen zijn die op grond van leeftijd en ervaring de nodige wijsheid en geloofskennis bezitten.
Zij wijden zich aan Woord en gebed, signaleren dingen die misgaan, bewaren de eenheid in de gemeente en geven het goede voorbeeld.
Zij laten met wijze woorden, voorbeeldgedrag en voorbeeldgeloof horen en zien hoe Christus wil dat het in de gemeente toegaat.
Zij doen dat als dienende wegwijzers die voeding geven en veiligheid bieden.
Kortom: de taak van oudsten is het hoeden en weiden van de kudde.
Deze twee begrippen zijn de kern van goed leiderschap in de gemeente van Christus.
Dienende Dienaren Doen voor
Het is bijzonder om te zien dat, wanneer we naar de betekenis van leidinggeven kijken, we ook uitkomen bij die dienende, voorbeeld gevende houding.
De Bijbel noemt hen geen ‘leiders’, maar dienaren en voorbeeldgevers, niet minder, maar ook niet meer.
Het gaat hier om het gemeente-brede ambt.
Het lijkt ons meer dan voldoende(29).
Wanneer zij zo de gemeente voorleven, zal die daarop gaan reageren, omdat zij het gezag van de Heilige Geest herkennen en erkennen, omdat zij Jezus zien(30).
Dit roept een belangrijke vraag op.
Verdraagt eenhoofdig leiderschap, zoals we dit wel tegenkomen, zich met wat het Nieuwe Testament erover leert?
Onze overtuiging is dat dit niet het geval is en beschouwen het als onbijbels.
Wat we ook niet zijn tegengekomen is dat oudsten de visie van de gemeente ontwikkelen.
Dat kan ook niet, omdat de visie in hoge mate wordt bepaald door de veelkleurigheid die Christus aan iedere gemeente geeft in de onderscheiden gaven en bedieningen van alle leden bij elkaar opgeteld.
Daarin is elke gemeente uniek samengesteld.
Het is veeleer de taak van oudsten dat te ontdekken, vrij te zetten, te faciliteren (aansporen) en door hun wijsheid de eenheid in de gemeente te bewaren.
Het dienstbaar zijn aan het doorgroeien van elk lid en de gemeente als geheel naar de volheid in Christus zonder heen en weer geslingerd te worden door allerlei leringen, Ef.4:11-16.
Doel is Discipelschap
Dat is het doel: volwassenheid, volledig mens zijn, het tot zijn recht komen van de optelsom van elk lid tot een volwassen Lichaam.
Dan wordt ook de visie zichtbaar die bij de gemeente hoort, omdat Christus met reden elk lid met zijn specifieke gave en bediening heeft toegevoegd. Het geheel is meer dan de som der delen.
Voor hoe velen die zich de voorganger noemen, geldt niet letterlijk alles wat Paulus tegen de joden zegt in Rom.2:17 –24 waar Paulus de joodse leiders aanklaagt zich boven het volk te verheffen, en zich ondertussen zelf niet aan de wet te houden?
M.a.w. druk zijn met leidinggeven, maar ondertussen eigen discipelschap verzaken.
Hoe velen zien zichzelf inderdaad niet, zoals daar staat, als degene die de zwakken en onwetenden moeten leiden (ongetwijfeld in alle oprechtheid)?
En hoeveel voorgangers zoeken niet God in de binnenkamer voor wijsheid en inzicht ten aanzien van de visie voor de gemeente, vragen openbaring voor hun leiderschap, in de overtuiging dat Jezus de gemeente door hen leidt?
Zij willen in alles luisteren naar God en Jezus volgen, maar één ding staat voor hen vast: zij zijn geroepen om de gemeente te leiden.
Daarmee hebben zij de woorden van Jezus geschrapt toen Hij zei: Laat u geen leidslieden noemen, want één is uw Leidsman, de Christus(31).
Dienaar in plaats van leider
Ongetwijfeld komt elke ambitie tot bepalend leiderschap voort uit het verlangen een gemeente te leiden naar het plan van God en uit een visie en gedrevenheid voor de Heer.
Toch gaat dit ten diepste terug op heerszucht.
Petrus, dit gevaar en deze neiging blijkbaar kennende, waarschuwt daar dan ook nadrukkelijk tegen. Hij wijst er nogmaals op waartoe oudsten geroepen zijn namelijk: het goede voorbeeld geven. Het elkaar dienen in de liefde, zoals ook Christus ons dat voorbeeld heeft nagelaten. 1Pet.5:3. Dus het voorbeeld geven door te dienen en niet te leiden door te bepalen.
De Bijbel kent niet de functie van voorganger(s) en al helemaal niet het eenhoofdig voorgangerschap.
Het verlangen daarnaar kan dus niet door de Heilige Geest zijn geïnspireerd, laat staan dat de Heilige Geest mensen daartoe roept(32).
Wanneer door een krachtige persoonlijkheid op basis van persoonlijke visie en leiderschap een grote gemeente ontstaat dan danken wij God daarvoor, maar is daarmee deze gemeentestructuur en zijn positie in overeenstemming met wat Jezus ons leert(33)?
Paulus was zo’n krachtige persoonlijkheid met een zeer krachtige bediening, stichtte veel gemeenten(34).
Maar van welke gemeente was hij voorganger, ofwel de leider?
(29) Wellicht doet de vraag zich voor hoe het dan met het opzicht en tucht uitoefening is geregeld. Voorlopig moeten we het doen met de volgende teksten. Rom.15:14 vervuld met alle kennis, in staat elkaar terecht te wijzen. Kol.3:16 het Woord wone rijkelijk in u, zodat gij elkaar terechtwijst. 1Tes.5:14 wijst ongeregelden terecht. Het zijn gemeente acties en niet specifiek die van oudsten. Overigens behoren oudsten ook tot de gemeente(leden). Oudsten zullen niet als managers met macht dingen rechtzetten of anders regelen, beslissingen nemen waar ieder aan dient te gehoorzamen omdat zij die beslissingen hebben genomen. Dat is geen bijbels principe en het zou ook strijdig zijn met het zijn van oudste: het zou niet wijs zijn. Stellingen worden ingenomen door bedieningen met geestelijk gezag (dat kan dus ook een oudste zijn die vanuit een bepaalde bediening spreekt) en dan nog zal de gemeente toetsen en instemmen.
(30) De tegenwerping dat dit beslist niet altijd zo hoeft te zijn, geldt ook wanneer oudsten als leidinggevend instituut autoriteit wordt toegekend. In alle gevallen gelden teksten die uitspraken doen over dwarsliggers en tegensprekers. En wat betreft het spreken met gezag kan beter de gemeente in z’n algemeen erkennen dat de oudsten met het gezag van de HG spreken dan dat wordt verklaard uit het feit dat zij oudsten zijn. Gemeenten vallen zo gemakkelijk ten prooi aan manipulatie.
(31) Mat.23:8-11 Gij zult u niet rabbi laten noemen; want één is uw Meester en gij zijt allen broeders. En gij zult op aarde niemand uw vader noemen, want één is uw Vader, Hij, die in de hemelen is. Laat u ook geen leidslieden noemen, want één is uw Leidsman, de Christus. Maar wie de grootste onder u is, zal uw dienaar zijn.
(32) Voor alle duidelijkheid: hier wordt pertinent niet bedoeld dat iemand zich door studie niet zou mogen bekwamen in kennis van de Bijbel en daarmee de titel van theoloog verwerft. Of iemand die als dominee wordt aangesteld in een gemeente en daarmee wordt vrij gezet voor allerlei gemeentelijk werk. Het gaat ons om de betekenis dat iemand de leiding zou hebben in een gemeente.
Ook een persoon met een krachtige en prominente bediening waar nationaal of misschien wel internationaal massa’s mensen op afkomen dient zich te onderwerpen aan wijze oudsten van een lokale gemeente waartoe hij dient te behoren, die op gezag van de Heilige Geest spreken en Hem voorleven Raad of geen raad, maar niet zijnde een kring die hijzelf om zich gecoöpteerd heeft.
(33) De tegenwerping dat God deze voorgangers bevestigd omdat hij hun werk zegent, snijdt om twee redenen geen hout:
Wanneer Gods Geest alleen daar zou werken waar alles in overeenstemming is met Gods geboden zou Hij nergens werken. Gelukkig is de Heilige Geest niet kieskeurig en Gods genade groot.
Wij kennen allen voorgangers voor wie Rom.2: 22 geldt en toch deden ze tegelijk grote dingen in het Koninkrijk van God; zaken die vandaag nog blijvende waarde hebben. Is daarmee hun publieke zonde, bijv. overspel, gezegend of goedgepraat door de Heilige Geest?
(34) Paulus handelde bij Marcus zoals sommige eenhoofdige, zich voorganger noemende, leiders vandaag de dag doen: doe je niet wat ik zeg dan kun je weggaan. Zeer zondig, dat Paulus later ook goed heeft gemaakt.
In Handelingen 6 zien we hoe belangrijk de apostelen het vinden dat zij zich louter kunnen wijden aan Woord en gebed. Elke rol in de gemeente is die van dienaren. Maar er is ook een speciale dienaren rol.
Dienaren
Op de klacht dat niet naar iedereen werd omgezien, doen zij er niet een tandje bij.
Ook breiden zij niet het aantal apostelen of oudsten uit.
Nee, ze doen andersom juist een stap terug; er wordt een ‘werkgroep’ in het leven geroepen die deze taak volledig uit handen gaat nemen van de apostelen.
Deze dienaren bedienen de tafels, de apostelen bedienen het Woord.
Onder het bedienen van de tafels wordt verstaan het omzien naar de gemeenteleden, het waar nodig ondersteunen van gemeenteleden in breedste zin (in geestelijk en materieel opzicht), het zich toewijden aan het ‘vol zijn’ met de heilige Geest en het voorbeeld zijn in geloof en goede werken.
Deze dienaren zijn verantwoordelijk voor het geestelijk leven van de gemeenteleden; het onderwijzen en vertroosten en aansporen van de gemeenteleden, persoonlijk.
Analoog aan de apostelen kun je kortweg zeggen dat oudsten hun bediening van Woord en gebed uitoefenen naar de gemeente als geheel.
Dienaren oefenen hun bediening uit naar de gemeenteleden individueel.
In 1Tim.3 zien we dat aan hen dezelfde eisen als aan oudsten worden gesteld.
Het behoeven echter geen oudere mannen te zijn.
Ook jonge mannen en vrouwen die vol van de Geest zijn, kunnen dit ambt vervullen.
Bijzonder is dat speciaal van dienaren nog wordt gezegd dat zij recht door zee dienen te zijn en niet met twee tongen spreken.
Dat geldt natuurlijk voor iedere Christen, uw ja zij ja en uw nee zij nee.
Maar blijkbaar komt dat er bij dienaren extra op aan, omdat zij direct toezien op het wel en wee van de gemeenteleden en niet bij de een dit en bij de ander dat zeggen of doen.
Bijvoorbeeld bij geldelijke ondersteuning.
Zij dienen daarom een zuiver inzicht te hebben in de geloofsleer en daarnaar te handelen vanuit een zuiver geweten.
Voor vrouwelijke dienaren wordt nog extra genoemd dat zij niet lasterend moeten zijn, maar betrouwbaar in alles.
Zoals bij oudsten centraal staat hun bediening van wijsheid en onderwijs, en het zich wijden aan Woord en gebed, staat bij dienaren centraal hun gave van bijvoorbeeld omzien, delen, oog hebben voor, aanbidding, gastvrijheid, organiseren/besturen, enz.
Wanneer iemand op goede wijze zijn dienst vervuld, zal hij of zij daar meer en meer door de gemeenteleden voor worden gewaardeerd en hooggeacht.
Daardoor zal iemand meer en meer vrijmoedigheid krijgen om het evangelie te verkondigen, maar alleen door een persoonlijke geloofsrelatie met de Here Jezus Christus.
In de verhouding gemeente vs oudsten is het belangrijk om eerst eens te kijken wat het Griekse grondwoord nu werkelijk betekent. Wat wordt of wie worden er nu precies aangeduid met het begrip ‘oudsten’. Hoe de gemeente destijds begreep en de term ‘oudsten’ verstond.
Het woord dat staat voor het instituut, een raad van oudsten, wordt alleen gebruikt in Luk.22:66, Hand.22:5 en voor ons van belang 1Tim.4:14.
In dit laatste vers is overigens meer sprake van een gezamenlijk optreden dan van een aanwijsbaar instituut, vgl. Jak.5:14 waar weer gewoon voor die zelfde handeling over de oudsten wordt gesproken en niet het woord voor raad van oudsten wordt gebruikt.
En ook de beschreven handeling (handoplegging) vindt niet plaats op gezag van de oudsten maar op dat van een bediening.
Het sterkste bewijs daarvan is dat Paulus 1Tim.5:20 schrijft aan Timotheüs, de tijdelijk daar geplaatste evangelist, en niet aan de eerder genoemde oudsten van Efeze.
Hier zie je dat van de invulling van het ambt, zoals dat tegenwoordig gebruikelijk is, (nog) geen sprake is.
Je kunt twee dingen zeggen: er is duidelijk nog sprake van een opbouw fase waar de gemeente-inrichting nog in wording is, maar het moet ons aan de andere kant ook terughoudend maken in de positionering van oudsten.
Vandaag echter geldt eerder het tegenovergestelde.
Wanneer iemand komt prediken en van daaruit woorden ontvangt voor de gemeente, of iemand wordt van buiten gevraagd bij problemen dan zie je dat het gezag door iedereen onmiddellijk bij de plaatselijke oudsten wordt gelegd.
Dat was bij Timotheüs, Titus, Paulus en de apostelen en oudsten te Jeruzalem niet het geval.
Die hadden meer gezag dan de plaatselijke oudsten.
Er was dan ook sprake van een opbouw fase, jonge gemeenten, pas bekeerden.
1Pet.5:1 leert ons dat het niet zozeer om een oudstenraad gaat, die lijnen uitzet, beleid bepaalt, beslissingen neemt, maar dat de oudere mannen hier door Petrus worden aangespoord de kudde te dienen met hun dienstbaarheid en wijsheid als goede voorbeelden..
In 1Kor.16:16 en Hebr.13:17 wordt de lezer opgeroepen zich te onderwerpen en leiding te aanvaarden. Van wie? Van oudsten? Nee, van degenen die hen voorgaan in geloof en goede werken; zij die zich voor het evangelie inspannen.
Op een andere plaats zegt Paulus: volg hun voorbeeld na.
Het zijn allemaal geen teksten waar een gezagsrelatie uit af te leiden valt tussen een instituut van oudsten en de gemeenteleden.
Toch leren we duidelijk uit de Bijbel dat in elke gemeente oudsten moeten worden aangesteld.
Hun gezag ontleenden zij echter niet op basis van het feit dat zij behoorden tot een raad of instituut, maar op basis van het feit dat zij ouderen vol van de Geest waren en zich belasten met onderwijs en prediking.
Zij waken over de zielen door die zuivere prediking en door die zuivere prediking hebben zij gezag, Hebr.13:7+17. Ook hier geldt weer dat we teksten in hun verband moeten lezen. Als we alleen vers 17 nemen, dan staat er: gehoorzaamt u voorgangers en onderwerpt u aan hen. Als dat letterlijk de betekenis zou zijn, dan staat dat in schril contrast met de oproep elkaar te dienen door de liefde. Echter het verband laat zien dat de gehoorzaamheid gevraagd wordt aan het door hen gepredikte Woord van God en dat hun wandel en geloof navolging vraagt.
Maar vaak wordt deze tekst ernstig misbruikt om beslissingsbevoegdheid en gezag te claimen op basis van het feit dat men oudste is in institutionele zin. Terwijl er zelfs bijstaat dat zij die ons voorgaan daar ook rekenschap van dienen af te leggen.
Terwijl we in de Bijbel zien dat gezag herkend en dan ook erkend wordt (een plaats gegeven wordt), op basis van het vol zijn van de Heilige Geest, de bediening die iemand had, zijn leeftijd en ervaring in het geloof en zijn voorbeeldgedrag!
Deze oudere mannen gaan daarmee de gemeente voor en rusten toe tot dienstbetoon door middel van hun door God gegeven bediening tot opbouw van het Lichaam van Christus.
Met als doel dat het Lichaam volwassen geworden, niet heen en weer wordt geslingerd door allerlei wind van leer.
Zij dienen door hun bediening (wijsheid en onderwijs) de gemeente sterk te maken zodat de gemeente in liefde zich aan de waarheid houdt en groeit naar haar Hoofd.