5.2.2. Het Nieuwe Verbond

1. Gemeente in het Nieuwe Verbond

In het Nieuwe Verbond zien we dat God de gemeente instelt, (Mat.16:18; Ef.1:22; 3:10).

Dit betekende dat niet langer degenen die tot die ene natie behoorden, automatisch lid waren van het volk van God.
Deze instelling en inrichting van de gemeente in het Nieuwe Verbond is een breuk met het Oude Verbond.

Nu is het iedereen, uit alle volk, taal en natie, die zich bekeert tot God en Jezus aanneemt als zijn Verlosser. Die krijgt de autoriteit opnieuw het levenslicht te zien. Namelijk nu als individueel kind van God, (Joh.1:12-13).

Samen zijn die individuen de gemeente, de ecclesia, ‘uit-weggeroepenen’,  met als opdracht een gemeenschap te zijn.
Zij vormen tezamen de gemeente van Christus1.

Daarvan is Christus zelf het Hoofd zonder tussenlagen, (Ef.5:23; Kol.1:18).

Toerusting

Met de Heilige Geest geeft God bedieningen aan de gemeente. Apostelen en profeten die het fundament zijn naast de bedieningen van herder, leraar en evangelist.

Verder worden er oudsten en diakenen aangesteld.

En dat alles om iedere gelovige toe te rusten tot dienstbetoon, tot discipelschap.

Van twee apostelen, Paulus en Petrus, lezen we dat zij gemeenten stichtten en coachten.

De overige elf apostelen verbleven in de moedergemeente te Jeruzalem en hielden zich blijkbaar niet bezig met gemeentestichting. Zij hielden zich bezig met gemeenteopbouw.

De apostelen waren echter niet een oudstenraad van de gemeente.

Alle dertien apostelen hadden wel bijzonder gezag t.o.v. alle gemeenten, maar geen beslissend gezag in één gemeente.

Kenmerkend voor dit apostelschap was dat zij vanaf het begin van het optreden van Jezus alles hadden meegemaakt, gezien en gehoord2.

Wanneer zij spraken, spraken zij vanuit het gezag van hun bediening, het apostelschap.

Het Nieuwe Verbond leert ons verder dat oudsteschap geen bediening is, maar een ambt. Het is een taak en daarin aangesteld door mensen onder leiding van de Heilige Geest, (1Tim.3:1; Hand.6:3,6; 20:28; Titus 1:5).

Een bediening heeft iemand rechtstreeks ontvangen van de Heilige Geest. Daarmee is zo iemand door Christus daarin aangesteld, (1Kor.12:1;28; Ef.4:11; 1Tim.1:2-7; 2:7; 2Tim.1:11). Soms kan iemand een bediening ontvangen door handoplegging en gebed.

Beide, ambten en bedieningen komen via een weg van herkenning door de gemeente tot erkenning in de gemeente.

2. Leiderschap
a) Algemeen

In het Nieuwe Verbond komen we in het kader van ons onderwerp de volgende personen tegen: oudsten, opzieners en zij-die-ons-voorgaan. (Dus niet het zelfstandig naamwoord voorganger, zoals het helaas wel in het Nederlands vertaald is in Hebreeën, maar het werkwoord voorgaan)

Deze begrippen worden consequent in het meervoud gebruikt.

We lezen nergens dat er sprake is van leiderschap door één persoon.

De begrippen leider(s) of voorganger(s) als zelfstandige naamwoorden worden in het geheel niet gebruikt.

We zien op momenten bij belangrijke beslissingen en uitspraken in de gemeente, dat er toetsing plaats vindt en dat er vervolgens instemming is van allen. Allen wijst dus op de gehele gemeente3.

In alle relevante situaties in het Nieuwe Verbond zien we dat de gemeente de cruciale rol heeft om vast te stellen of de Heilige Geest door iemand spreekt.

Oudsten geven leiding aan dat proces, maar zijn daar tegelijk ook aan onderworpen.

Ook de Nieuwtestamentische brieven zijn niet gericht aan de voorganger of oudsten4.

Dat zouden wij wel verwachten gezien de aanleiding en het vermanende karakter van sommige brieven.

Maar de brieven zijn gericht aan alle leden van een gemeente5.

Hoewel we veel kunnen en moeten leren van de wijze waarop God in het Oude Verbond omging met en leiding gaf aan zijn volk, kunnen we dat niet zonder meer toepassen op de situatie in het Nieuwe Verbond vanwege de boven omschreven verschillen.

Daarom gaat elke verwijzing naar Mozes, of de koning, of de gezalfde, om Bijbels leiderschap in het Nieuwe Verbond voor de Nieuwtestamentische gemeente te onderbouwen, mank.

b) Jakobus

Nu hoor je wel zeggen dat in de gemeente van Jeruzalem wel degelijk één persoon leiding gaf, en wel Jakobus, de broer van de Here Jezus6.

Hij zou de voorganger zijn, omdat iedereen zijn uitspraak in een bepaalde kwestie aanvaardde en uitvoerde, (Hand.15:13-23).
Maar dat is inlegkunde7.

In deze redenatie trant (namelijk vanuit positie denken) zou het bovengemeentelijk gezag van Paulus en Petrus als apostelen weer uitgegaan zijn boven dat van Jakobus, die geen apostel was, en zou wat zij zeiden meer gezag hebben gehad.

Dat wat Jakobus zegt, geeft de doorslag, maar niet omdat hij de voorganger zou zijn of namens een oudstenteam sprak, maar omdat de gemeente herkent en erkent dat wat Jakobus zegt, de wil van de Heilige Geest is8.

Zie Hand.15:28 waar de gemeente dat in een brief ook als zodanig verwoord: “De Heilige Geest en wij hebben namelijk besloten . . . .” Dus niet Jakobus, of onze voorganger of oudsten(-team), maar de Heilige Geest met ons.

Ook al zegt vers 22a dat de apostelen en de oudsten besloten enkelen mee te sturen, dan zegt toch vers 22b dat de gehele gemeente daarmee instemde.

Dat heeft blijkbaar een functie.

De gemeente is in dit besluitvormingsproces volledig ingeschakeld.

En zo zien we de dynamiek van een levende gemeente9.

De discussie had in het midden van de gemeente plaatsgevonden; zij was in het besluitvormingsproces volledig ingeschakeld geweest.

Hoe zou dat kunnen in een gemeente waarin maar één persoon de leiding heeft?

Of een team van oudsten de leiding neemt zonder de gemeente daarbij in te schakelen?10

c) De engel 

Ook de aangeschreven engel van de gemeente in de zeven briefjes uit Openbaring is moeilijk als bewijs aan te voeren voor eenhoofdig leiderschap in de gemeente.

Door het karakter van Openbaring hebben deze zeven briefjes met name ook een symbolieke betekenis voor de hele Nieuwtestamentische gemeente.

Een engel is een dienende geest en boodschapper van God.

Daar kunnen we niet zomaar een voorganger van maken in de zin van een eenhoofdig leiderschap.

De symboliek en betekenis daarvan voor nu, gaat verder dan die van een voorganger.

Ook al, omdat het niet aansluit bij de overige brieven van het Nieuwe Testament, dus van het Nieuwe Verbond, die niet dit symbolieke karakter dragen en nooit spreken van of gericht zijn aan een vermeende voorganger.

En zo ook hier, want aan wie zijn deze briefjes eigenlijk geadresseerd, tot één persoon of tot alle gemeenten? Elk briefje eindigt met: “Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.” Elk briefje is dus aan alle gemeenten gericht.  De boodschap in de briefjes geldt ook niet één persoon, maar betreft het geheel van gemeenten. De engel staat dus symbool voor de gehele gemeente.

Let wel: Johannes ziet geen engelen in de rechterhand van Jezus, maar zeven sterren die de engelen van de gemeenten voorstellen. Zoals elk kind een engel voor Gods aangezicht heeft, zo houdt Jezus in heerlijkheid in deze engelen zijn gemeenten vast in zijn rechterhand.

Naar de volgende pagina. We zien daar de functie van de Heilige geest in de gemeente.


Noten
  1. Veel brieven duiden de aangeschreven christenen aan met de “gemeente te . . .” Ook wordt er in meervoud over “de gemeenten” gesproken. Voor al deze gemeenten geldt afzonderlijk wat geschreven wordt over het zijn van ecclesia, d.w.z. Lichaam van Christus met Christus als Hoofd. ↩︎
  2. Zie Hand.1:21-22. Paulus zal mede om die reden opgenomen geweest zijn tot in de derde hemel. Daar is hij persoonlijk door Jezus onderwezen om toch als dergelijk apostel te kunnen functioneren. ↩︎
  3. Zie bijv. Hand.1:26, 6:2-3 en 15:4, 12, 22. ↩︎
  4. In een enkel geval is een brief aan een persoon gericht, zoals Titus en Timotheüs. Zij deden als medewerkers van Paulus nawerk in een door hem gestichte gemeente. ↩︎
  5. Zie elke aanhef van de brieven. Dit wordt nog eens extra onderstreept door het feit dat de gemeenten werd gevraagd hun oudsten te groeten en nadrukkelijk werd verzocht de brief aan allen te laten lezen.
    Deze zaken: het laten voorlezen aan iedereen, 1Tes.5:27, het sturen van brieven naar de gemeenteleden en niet naar een leidersteam, met inhouden zoals aan de Corinthiërs, zouden de meesten van ons niet zo gauw doen.
    Het betreffen zaken betreffende opzicht en tucht, bestemd voor een kerken- of oudstenraad. In de gemeentevisie van Paulus, geïnspireerd door de Heilige Geest, past dit blijkbaar wel. ↩︎
  6. De apostel Jakobus, de broer van Johannes, is reeds vermoord door Herodes, Hand.12:1-2 ↩︎
  7. Gal.2:12. Ook het feit dat later blijkt dat Jakobus een kring heeft, zegt niets over zijn leiderschap en hoe hij dat uitoefende. Sterker, dat getuigt tegen het feit dat hij bepalend voorganger van de gemeente te Jeruzalem zou zijn. Dan zou hij namelijk als voorganger van deze gemeente daarnaast ook nog een eigen kring hebben gehad die zich anders opstelde dan de gehele gemeente. Zie verder ook 1Kor.16:19, Kol.4:15 en Filemon 1:2 waar blijkt dat er meer huiskringen of gemeentes waren aan huis bij mensen die zich inspanden voor het evangelie. ↩︎
  8. Dit ondanks het feit dat wat Petrus zegt veel accurater en Nieuw-testamentischer was en dat ook nog eens is onderstreept door Paulus en Barnabas. Maar in de gegeven overgangssituatie wordt toch het compromis van Jakobus als van de Heilige Geest herkend en erkend. ↩︎
  9. Nu was de gemeente te Jeruzalem buitengewoon groot. Duizenden bekeerlingen waren er en dagelijks voegde de Here mensen toe. Dat overleg te midden van de gemeente zal dus wel niet letterlijk met duizenden zijn gevoerd.
    Het laat wel duidelijk zijn dat niet alleen de oudsten met de apostelen dit besluit namen, maar een overleg vorm hadden met de gemeente. Daarbij had de gemeente de rol om de stem van de Heilige Geest te herkennen en te erkennen.
    Vers 4 vermeldt dat Paulus en Barnabas verslag deden aan de gehele gemeente. Vers 6 zegt dat de apostelen en de oudsten bijeen kwamen om de zaak te bezien. En Vers 12 zegt dat de gehele menigte zweeg.; niet wist wat ze moesten zeggen. Er waren dertien apostelen en met de oudsten zou dat dan een menigte zijn. Het lijkt er derhalve sterk op dat dit alle oudere mannen zijn als afvaardiging van deze heel grote gemeente. En in deze verlegenheid staat Jakobus op en spreekt (de wijze) woorden die iedereen herkent als van de Heilige Geest. ↩︎
  10. (18) Heel deze geschiedenis moet ons ook leren dat een oudstenraad, zeker als deze klein is, niet zonder overleg met de gemeente of als deze groot is, niet zonder een wijze vertegenwoordiging van de gemeente zaken moet bespreken en beslissen. ↩︎

Plaats een reactie

Inhoudsopgave