God hanteert in alle geledingen van het leven dezelfde patronen en verhoudingen.
Zie verder het artikel: De rol en positie van de vrouw in de gemeente
Verschillen tussen man en vrouw komen op verschillende manier aan de orde in de Bijbel. Zowel bij de schepping als in het huwelijk als in de gemeente.
Toch hebben de plaatsen allemaal iets gemeen. Een Goddelijk principe . . . . . .
God hanteert in alle geledingen van het leven dezelfde patronen en verhoudingen.
Zie verder het artikel: De rol en positie van de vrouw in de gemeente
De ene mens (Adam = ‘Rode’, hij die van de (rode) aardbodem) is:
geschapen.
Na deze scheiding staat er een man (iesj = misschien afgeleid van ‘zwak’) en een vrouw (iesjah = mannin).
Het trieste is dat Adam er voor had gekozen om te scheiden. Het mannelijke en vrouwelijke deel van de ene mens werden van elkaar afgescheiden.
Nog steeds doet God die oproep om als man en vrouw een eenheid te zijn en dat niet te scheiden. Tegelijk zien we dat na de zondeval er een geweldige gebrokenheid is. En dat zoals bij Adam en Eva (wel niet op dezelfde manier) er nog steeds scheidingen zijn. Ook daarin treedt God regulerend op. Rekening houdend met onze zondige natuur. Zie het artikel: echtscheiding en de Bijbel.
Naar de volgende pagina waar we naar de zondeval gaan kijken.
Of eventueel terug naar de pagina “De rol van de vrouw” in de artikelenserie de plaats van de vrouw in de gemeente van Christus.
De Here God zei: (Het is) niet goed te zijn de mens alleen (LeBADDO), Gen.2:18. Kwam daardoor de bouw van de vrouw tot stand?
Er zitten twee tegenstrijdigheden in deze zin.
ad. 1 We zagen al eerder dat God de door Hem zelf gekozen relatie van wederkerigheid trouw blijft en meegaat in de constatering van Adam. Dit wordt duidelijker wanneer we vers 19 niet vertalen met “En de Here God vormde . . . ” maar met “Want de Here God vormde . . .” en lezen dan de uitleg waarom God dit zegt. God neemt die conclusie over in vers 18.
ad. 2 Het woord Lebaddo is niet het woord dat voor een situatie wordt gebruikt waarin iemand alleen is, maar heeft veel meer de lading van uniek zijn, exclusief. Er is niemand anders zoals die. (Vgl. Psalm 148:13, Laten zij loven de Naam van de Here, want zijn Naam, die alleen, is verhoogd.) En dat is precies wat hier de situatie is. In zijn één zijn, naar het beeld van God was Adam uniek en exclusief. Zó was er verder niemand. En daar loopt Adam tijdens de naamgeving van de dieren tegenop.
– – – – – –
De mens noemde namen voor alle dieren; maar voor de mens vond hij geen hulp hem gelijkwaardig, Gen.2:20.
– – – – – –
De Here God deed een diepe slaap over de mens vallen, zodat hij insliep. Hij nam één van zijn componenten en sloot het in plaats daarvan af met vlees. Vervolgens bouwde de Here God het deel dat Hij uit de mens had genomen tot een vrouw, Gen.2:21-22.
Al eerder is betoogd dat God met de mens een relatie is aangegaan van wederkerigheid en de mens keuze vrijheid had gegeven.
Op verzoek van Adam derhalve neemt God tijdens een diepe slaap(27) één van zijn “otaw” ribben, en bouwt die “tsela” rib tot een vrouw. Dit Hebreeuwse woord dat vertaald is met “rib” komt 33 keer voor in het OT. Nergens in de betekenis van ‘rib’, maar altijd gaat het over een zijde(28). Vergelijk het met een munt die twee zijden heeft. Het gaat om twee gelijkwaardige zijden van een subject. Het is verwarrend dat hier in Genesis het met ‘rib’ is vertaald, want dat neemt het zicht volledig weg van wat hier gebeurde. Namelijk, de ene mens bestond uit twee componenten: een mannelijk deel en een vrouwelijk deel. Er wordt niet zomaar van letterlijk een rib van Adam een nieuw wezen gebouwd. Nee, het vrouwelijk deel van de mens wordt afgescheiden. Twee aan elkaar gelijkwaardig zijnde delen van de ene mens, zoals God in Genesis 1 de ene mens mannelijk en vrouwelijk had geschapen, worden nu twee zelfstandige gelijke entiteiten.
Dat het hier om twee volkomen gelijkwaardige personen gaat, laat ook het woord “keneghdo” zien. Het is vertaald met “tegenover” hem. Dit “tegenover” hem heeft de betekenis van: overeenkomstig, gelijkwaardig.
Dit is buitengewoon belangrijk om te zien: in de scheppingsorde zijn man en vrouw volkomen gelijkwaardig aan elkaar. Niet de een hoofd en de ander ondergeschikt, gemaakt van een botje van de man. Wel een andere rol voor beide kanten van de mens. En die eigen rol hebben man en vrouw na hun scheiding meegenomen. Na de zondeval is deze relatie van gelijkwaardigheid gecorrumpeerd en zal de man gaan (over-)heersen.
Naar de volgende pagina. Die gaat over de verschillen tussen man en vrouw.
Of eventueel terug naar de pagina “De rol van de vrouw” in de artikelenserie over de plaats van de vrouw in de gemeente van Christus.
Noten
(27) Een diepe slaap, want God gaat diep ingrijpen in zijn eigen schepping; een scheiding van een mens tot twee mensen, waarbij de vanzelfsprekende geestelijke eenheid wordt doorbroken.
(28) otaw / tsela In Exodus 25 en 37 gaat het over de beide zijden van de ark, in Exodus 26 en 36 over de beide zijden van de tabernakel, in Exodus 27 en 38 over de vier hoeken van het koperen raster op het brandofferaltaar, in Exodus 30 en 37 over beide zijden van het reukofferaltaar, in 2Sam.16:13 over de flank van de berg, in 1Kon.6 en Ezechiel 41 gaat het over de zijkamers van de tempel, in Job 18:12 staat dat de ondergang klaar staat aan de zijde van de goddeloze.
Maakt de Bijbel dan onderscheid tussen man en vrouw? Bijvoorbeeld over wie wij in Christus zijn? Of de rol en positie van de vrouw in de gemeente?
Dat is op zich geen vreemde vraag, omdat de Bijbel in vele opzichten onderscheidend spreekt over man en vrouw. Denk alleen al aan de teksten die gaan over man en vrouw in een huwelijksrelatie. Daar worden verschillende rollen en posities besproken van man en vrouw.
Wanneer het gaat om ons behoud is er geen verschil tussen man en vrouw (Gal.3:28). Voor iedereen geldt dat wie gelooft in de Zoon behouden zal zijn. Ook is er in het Koninkrijk van God geen rangorde tussen man en vrouw. Dit omdat iedereen dan compleet mens (mannelijk en vrouwelijk) zal zijn naar het beeld van God.
De Heilige Geest wordt uitgestort over alle vlees, uw zonen en dochteren zullen profeteren.
Onder de OT-ische bedeling worden als profetes genoemd: Mirjam, Debora, Chulda, Noadja en de oude Hanna.
Maar ook na de uitstorting van de Heilige Geest wordt er gesproken over bedieningen en gaven van vrouwen.
De vier ongehuwde dochters van de evangelist Filippus waren profetes (Hand.21:9).
Van Priscilla, de vrouw van Aquila, wordt gezegd dat zij het Woord nauwkeuriger uitlegde. Er kwam een gemeente bij hen thuis samen. Ze wordt vaak zelfs voor Aquila genoemd. En het feit dat zij überhaupt wordt genoemd, wijst op de belangrijke rol die zij bij de verkondiging speelde (Hand.18:26; Rom.16:3; 1Kor.16:19).
Verder wordt nog van Nymfa gezegd dat een gemeente bij haar aan huis samenkwam (Kol.4:15). Van Tryfena en Tryfosa, dat het vrouwen waren, die heel wat werk verzetten in de dienst van de Here.
Samenvattend kan gezegd worden dat vrouwen tenminste als evangelisten en profetessen optraden in de eerste gemeenten.
Het wordt anders wanneer het gaat over de ambten.
Dit wordt extra benadrukt, wanneer we zien dat de vrouwelijke vorm voor een oudste (oudere vrouwen, presbuteras) weldegelijk ook wordt gebruikt, (1Tim.5:2 en Titus 2:3-4). Bij de teksten waar over oudsten wordt gesproken, kan dan ook niet gezegd worden dat dit vrouwen kan impliceren.
Het is ondubbelzinnig dat in de teksten waar over het aanstellen van oudsten wordt gesproken, daar oudere mannen worden bedoeld.
Zie voor een nader onderbouwing hiervan het artikel “Wie zijn zij” in de artikelen serie die gaat over de gemeente en haar ambten.
-0-0-0-0-
De vraag is echter of er sprake is van een algemeen geldend voorschrift, een Goddelijke norm voor alle tijden, of dat er sprake is van een ‘couleur locale’, een wijze van omgaan met mannen en vrouwen die toentertijd gewoonte was, maar geen algemeen bindend voorschrift van de Here was.
Van een dergelijke situatie is bijvoorbeeld sprake als het gaat om het gesluierd bidden of profeteren door vrouwen (1Kor.11:3-16). Paulus maakt er bezwaar tegen dat vrouwen bidden of profeteren zonder sluier. Waarom, omdat dat in die tijd geen gewoonte was. Het was een schande als een vrouw een ongedekt hoofd had.
Of een persoonlijke mening die niet een voorschrift van de Here is, zoals het advies van Paulus ongetrouwd te blijven zodat je je volledig kan wijden aan de zaak van God (1Kor.7:1-10 en 1Kor.7:25-39).
Zou het kunnen zijn dat het toen de tijdgeest was dat vrouwen geen gezaghebbende posities hadden, dat dat toentertijd geen gewoonte was en dat de gemeente daar dan ook niet van afweek. Geen aanstoot geven; er diende een goede naam van de gemeente uit te gaan en geen controverse teweeg gebracht worden.
Laten we de relevante teksten lezen die gaan over het ambt van oudste en de rol van de vrouw in de gemeente.
In Handelingen 6 zien we hoe belangrijk de apostelen het vinden dat zij zich louter kunnen wijden aan Woord en gebed. Elke rol in de gemeente is die van dienaren. Maar er is ook een speciale dienaren rol.
Op de klacht dat niet naar iedereen werd omgezien, doen zij er niet een tandje bij.
Ook breiden zij niet het aantal apostelen of oudsten uit.
Nee, ze doen andersom juist een stap terug; er wordt een ‘werkgroep’ in het leven geroepen die deze taak volledig uit handen gaat nemen van de apostelen.
Deze dienaren bedienen de tafels, de apostelen bedienen het Woord.
Onder het bedienen van de tafels wordt verstaan het omzien naar de gemeenteleden, het waar nodig ondersteunen van gemeenteleden in breedste zin (in geestelijk en materieel opzicht), het zich toewijden aan het ‘vol zijn’ met de heilige Geest en het voorbeeld zijn in geloof en goede werken.
Deze dienaren zijn verantwoordelijk voor het geestelijk leven van de gemeenteleden; het onderwijzen en vertroosten en aansporen van de gemeenteleden, persoonlijk.
Analoog aan de apostelen kun je kortweg zeggen dat oudsten hun bediening van Woord en gebed uitoefenen naar de gemeente als geheel.
Dienaren oefenen hun bediening uit naar de gemeenteleden individueel.
In 1Tim.3 zien we dat aan hen dezelfde eisen als aan oudsten worden gesteld.
Het behoeven echter geen oudere mannen te zijn.
Ook jonge mannen en vrouwen die vol van de Geest zijn, kunnen dit ambt vervullen.
[ Zie later voor een nadere onderbouwing hiervan het document: De Rol en positie van de vrouw in de gemeente van Christus. ]
Bijzonder is dat speciaal van dienaren nog wordt gezegd dat zij recht door zee dienen te zijn en niet met twee tongen spreken.
Dat geldt natuurlijk voor iedere Christen, uw ja zij ja en uw nee zij nee.
Maar blijkbaar komt dat er bij dienaren extra op aan, omdat zij direct toezien op het wel en wee van de gemeenteleden en niet bij de een dit en bij de ander dat zeggen of doen.
Bijvoorbeeld bij geldelijke ondersteuning.
Zij dienen daarom een zuiver inzicht te hebben in de geloofsleer en daarnaar te handelen vanuit een zuiver geweten.
Voor vrouwelijke dienaren wordt nog extra genoemd dat zij niet lasterend moeten zijn, maar betrouwbaar in alles.
Zoals bij oudsten centraal staat hun bediening van wijsheid en onderwijs, en het zich wijden aan Woord en gebed, staat bij dienaren centraal hun gave van bijvoorbeeld omzien, delen, oog hebben voor, aanbidding, gastvrijheid, organiseren/besturen, enz.
Wanneer iemand op goede wijze zijn dienst vervuld, zal hij of zij daar meer en meer door de gemeenteleden voor worden gewaardeerd en hooggeacht.
Daardoor zal iemand meer en meer vrijmoedigheid krijgen om het evangelie te verkondigen, maar alleen door een persoonlijke geloofsrelatie met de Here Jezus Christus.