1.3. Begrensd door het onbegrensde

beRÊSJIET BARA’ ELOHIEM ÊT haSJAMÀJIM weÊT haÀRET
In (een) begin had geschapen God de hemelen en de aarde.
Daarmee werd alles begrensd door het onbegrensde.

Zo begint het meest gekochte en gelezen boek ter wereld: In (een) begin had geschapen God de hemelen en de aarde. Wat heeft dat met begrensd door het onbegrensde te maken?

Begrensd

Dingen onderscheiden zich van andere dingen doordat ze anders zijn. Dat klinkt simpele logica. Maar laten we dat eens goed beschouwen.

We zien een stoel omdat hij begrensd is. We zien de aarde en haar vorm omdat hij een bepaalde afmeting heeft en grenst aan iets anders, aan ‘niet-aarde’.
Als het universum één grote Jupiter zou zijn, inclusief onszelf, dan waren we niets, dan zagen we niets. Er was geen onderscheid.
We bestaan bij de gratie van het grenzen aan iets dat anders is. Anders kunnen we het niet zien, niet beschrijven, niet duiden, niet begrijpen. Ja, dan kunnen we ons niet bewust zijn van het bestaan.

We kennen onszelf omdat we een begrensd lichaam hebben. Wat er naast zit, lucht of de stoel waarop ik zit,  . . . ik kan mij zoveel mogelijk inleven, maar uiteindelijk kan ik niet invoelen hoe het is om stoel, vlinder, lucht, vuur, water of olifant te zijn.

De noodzaak van begrenzing

Alles heeft een begin en een eind, maar moet ook een begin en eind hebben. Anders wordt het voor ons onkenbaar en onverklaarbaar. En wat er buiten is, blijft onverklaarbaar. Het is een andere dimensie. We kunnen er een slag naar slaan – en laten we dat dan ook maar doen – maar in het besef dat we het over een andere dimensie hebben die wij nooit helemaal kunnen begrijpen.

Ook het wiskundig begrip ‘oneindig’ is een aangenomen immens groot of klein getal om überhaupt te kunnen rekenen.

Andersom is het dan ook mogelijk dat wat wij als het grote ‘niets’ ervaren en aanduiden buiten onze kenbare werkelijkheid, ook het grote ‘Alles’ kan zijn.  En daar reken ik dan het hele heelal voor het gemak maar even onder.

De begrenzing door God

Het bijzondere is dat afbakenen en begrenzen precies beschreven staat op de eerste bladzijde van de Bijbel. God bakende de dingen af. Hij maakte scheiding tussen de dingen (afstand = tijd en ruimte). Door deze afbakening, begrenzing, onderscheidden de dingen zich van elkaar en werden kenbaar als zelfstandige entiteit.

God maakte scheiding tussen, bakende af (badal):

Door:Tussen:
het lichtlicht en duisternis
een uitspansel te midden van de watermassawateren daaronder en daarboven
verzameling van het water op aardeland en zee
Lichten: zon, maan en sterrendag en nacht
Afstand

Ook door de lichtdragers (zon, maan en sterren) ontstaat scheiding, afstand, tussen God en zijn schepping. Wanneer de schepping tot vervulling komt, zal God zelf weer het licht zijn door zijn aanwezigheid, Op.21:23; 22:5. Daarmee zal er geen nacht meer zijn en geen seizoenen. Dat afstand maken is tegengesteld aan het karakter van God. God is Een, een-voudig. Zijn Licht, heiligheid en waarheid verdraagt zich echter niet met het duister en de leugen. Het is een tijdelijk afstand nemen, totdat zijn Koninkrijk van licht, liefde en leven, weer op aarde is gevestigd. Dan zal de afstand worden opgeheven. Er zal geen scheiding brengende zee meer zijn en het nieuw Jeruzalem waar Hij als Koning zetelt, daalt neer op aarde, Op.21:1-2. Dan wordt zijn ark zichtbaar, Op.11:19.

Geschieden door gescheiden

Door heel dit afstand(6) creëren werden de tijd en de ruimte zichtbaar. De tijd, als tijdelijkheid, als een tijdelijke situatie met reden. Een situatie van moment opeenvolgingen, een geschieden. Het is een enorm ingrijpen in Gods eigen orde van totale eenheid.  Wanneer de schepping tot zijn doel komt, zal God zeggen: Het is geschied, Op.16:17, 21:3-4. Dan stopt het geschieden en de tijd, en zijn eeuwig verenigd, ÉÉN.

Met de schepping van de tijd kwam de tijdelijkheid en de veranderlijkheid

Waarom schept God tijd en ruimte?

Om dat te begrijpen moeten we kijken wat het gevolg daarvan was.  En dat is de veranderlijkheid.

God, de Eeuwige, wordt ook de Onveranderlijke genoemd(7). Door tijd en ruimte, een geschieden van momentopeenvolging, ontstaat een voortdurend veranderen en is verandering mogelijk.  Voor de mens met rede is dat de mogelijkheid om voortdurend keuzes te maken, de geschiedenis te maken.

De mens kreeg dan ook de missie om de geschiedenis van en op de aarde te veranderen. Dit door uit vrije wil onafhankelijk keuzes te maken. Namelijk de keuze om zich wel of niet afhankelijk van God op te stellen. De keuze wel of niet gehoorzaam te zijn in de mogelijkheden die God in de mens had gelegd.

De grootste ontdekkingstocht aller tijden

Die keuze zou linksom of rechtsom de wereldgeschiedenis dramatisch en principieel, definitief veranderen.  Het zou betekenen dat van alles wat God aan mogelijkheden in de aarde heeft verborgen, wel of niet aan God zou teruggegeven worden. Of de duisternis zou over de afgrond blijven liggen tot een eeuwig afgrijzen(8) of de Geest van God zou de duisternis verdrijven. Alleen door dat laatste zou het Koninkrijk van Goddelijk licht en leven de aarde vervullen tot een eeuwige vreugde.

Op het moment dat de volmaakte mens klaar zou zijn met deze ontdekkende liefdestocht zou ook de schepping weer “vereeuwigd” worden. De Geest van God zou de aarde vervullen. De tijd zou ook dan stop gezet zijn; een eten van de boom des levens. In die zin is er na de zondeval niets veranderd. Gods plan is onveranderlijk, namelijk heel zijn schepping brengen tot zijn wonderbaar licht en leven.

-0-0-0-0-

Naar de volgende pagina waar we beginnen met de eerste woorden van Genesis en daar mee van de Bijbel!



Noten

(6) Prof.Dr.K.Schilder heeft over deze “afstand” de diastase, geschreven in zijn boek “Wat is de hemel?”

(7) T.J.de Ruiter schrijft hierover:

Onveranderlijk

“Er is in de Bijbel geen onduidelijkheid over het leerstuk van de onveranderlijkheid van God. De onveranderlijkheid van de Allerhoogste God is verankerd in zijn volmaaktheid. Hij heeft geen verandering nodig om beter te worden want Hij is goed en volmaakt. Uiteraard kan Hij ook niet ten kwade veranderen vanwege zijn volmaakte natuur en wezen, Hij blijft altijd Dezelfde, (Maleachi 3:6; Hebreeën 1:12; Jacobus 1:17). De onveranderlijkheid van de Allerhoogste God ligt vastgelegd In de Verbondsnaam Jahweh, zoals aan Mozes geopenbaard bij de brandende struik, ( Exodus 3:14). De naam is in het Nederlands vertaald door ‘Ik ben, die Ik ben,’ (NBG Vertaling), of – iets afgezwakt in de Staten Vertaling, ‘Ik zal zijn, die Ik zijn zal.’

Toch emoties

De Willibrordvertaling heeft de Naam zeer krachtig en kernachtig vertaald: “Ik ben, die is.” Paulus leert in de brief aan de Romeinen, hoofdstuk 4:20,21, dat God niet verandert met betrekking tot: zijn kracht. Zowel Jesaja als Paulus wijzen erop – zie hoofdstuk 46:10 van Jesaja en Romeinen 11:29 – dat de Goddelijke intenties, plannen en doelstellingen niet veranderen. Het leerstuk van de onveranderlijkheid van de Allerhoogste God, de grote Schepper en Oerbron van alles, betekent echter niet dat Hij in mentaal en emotionele betekenis onbeweeglijk is.

Hij heeft een hart en dat hart is niet van steen. Hij kan boos zijn over zonde, streng voor onberouwelijke zondaars, maar ook barmhartig en teder voor hen die zich in hun hulpeloosheid en verlorenheid tot Hem wenden om hulp en genade. God kan, in zijn neerbuigende goedheid en genade, meevoelen en zich – vanuit het gezichtspunt van de mens gezien – op grond van de verandering in de mentaliteit en het gedrag van zijn kind of volk, aanpassen. In die zin wordt het van God in het Oude Testament enkele malen gezegd, dat Hij berouw toonde, (o.a. Jona 3:10). God reageerde op de goede verandering van de gehele bevolking van Ninevé”.

Maar God reageerde ook op de onverbeterlijke slechtheid van de mens bij de zondvloed. Daar berouwde het God dat Hij de mens had geschapen. Door toedoen van de mens waren alle levende wezens slecht  en de aarde vol geweld, Gen.6:5-11. Dit interacteren van God vindt plaats in het tijdsperspectief van de mens. Dat laat onverlet zijn onveranderlijkheid in zijn Eeuwig-zijn.

(8) Dan.12:2, Op.20:10

  1. Voor mij blijft het echt onbegrijpelijk, dat God altijd en altijd heeft bestaan. Dat Hij geen begin heeft.
    Als ik daar te veel over nadenk, dan gaat het in mijn bovenkamer crashen.

    Beantwoorden

Plaats een reactie

Inhoudsopgave